85
Volgens de theorie van de kettinglijn is, althans in eerste benadering
(2)
met
waarin y het gewicht van de draad per lengte-eenheid.
Verder geldt voor de doorhang
l2
f 8C'
We willen nu met bovenstaande formules uitrekenen hoeveel de
doorhang verandert bij kleine veranderingen van de afstand l.
Verder willen we nagaan onder welke condities de verandering in
zo groot mogelijk is, dus wanneer d//di maximaal is.
Door uit de bovenstaande vergelijkingen P en C te elimineren,
vinden we een betrekking waarin als veranderlijken alleen l en f
voorkomen
l S0 S0 Sg
0 8 fEO 2412
Hieruit vindt men voor df/dl\
dly 6EOyP2 I2yP3 EOyH2
dl 8P 6yP3 2EOyH2
Voor een normale invardraad kunnen we invullen:
y 0,017 kg/m
l 24 m
0 2,13.10"® m2
E i,5-io10 kg/m2.
Men vindt zo dat maximaal ongeveer 14 is, bij een trek
kracht van 6 kg.
C - (3)
Y
Litteratuur:
[1] Vaisala, Y. Über die Langemessungen mit Hilfe der Lichtinterferenzen.
Zeitschrift für Instrumentenkunde 47 (1927), 398.
[2] Vaisala, Y. Bemerkungen zur Methode der Basismessung mit Hilfe der
Lichtinterferenz. Veröff. Finn. Geodat. Inst. nr. 47 (1955) met littera
tuurlijst.
[3] Thierry, J. Nederlandse standaardmeters. Tijdschrift voor Kadaster
en Landmeetkunde 77 (1961) 182.
[4] Leclerc, G. Résultats des récentes déterminations de Metres proto
types effectuées au Bureau International. Procès-Verbaux Comm. Int.
Poids Mes. 2ième série, t. 26B (1958) p. M 41.
[5] Gigas, E.Handbuch für die Verwendung von Invardrahten bei Grund-
linienmessungen. Berlin 1934.
[6] Bonhoure, A.La base géodésique du B.I.P.M.
Rev. Métr. Pratique et Régale (aug. 1952).