Het onderzoek Naar de wijze waarop de proefhoek gerealiseerd kan worden komt men voor het onderzoek van de rand in de gebruikstoestand tot de volgende indeling: a. Richtmethode. Gericht wordt op twee of meer collimatoren of richtmerken, die men zó dient uit te voeren dat symmetrie-instelling mogelijk is. De meting vindt bij kunstlicht plaats in een afgesloten ruimte waar de temperatuur weinig varieert (binnen 40 C). Een stabiele opstelling van richtmerken en theodoliet is vereist. Volgens de ervaringen van Wermann [2] zijn de resultaten met goed uitgevoerde richtmerken op 5 m afstand zeker niet minder gunstig dan die welke verkregen worden met de gebruikelijke collimatoropstelling dicht bij het instrument. b. Reflectiemethode. Voor het kijkerobjectief wordt een spiegel of een prisma gemonteerd en achtereenvolgens wordt op het directe en het gereflecteerde merk gericht. De lichtweg is in beide gevallen niet precies gelijk en daarom moet het richtmerk zo ver weg zijn dat met dezelfde scherpstelling voor beide instellingen kan worden volstaan; restparallax kan men vermijden door het oculair af te schermen met een stukje karton waarin een kleine opening is gemaakt. Door draaiing van de spiegel kan men nog verschillende proefhoeken vormen. De opstelling van het richtmerk is niet kritisch, daarentegen worden aan de stabiliteit van de spiegel hoge eisen gesteld. Na de bevestiging ervan wacht men dan ook 12 uur om de elastische nawerking uit te schakelen. De beeld scheiding wordt verkregen door in een donkere ruimte te meten en alleen het richtmerk te verlichten. De resultaten van deze methode zijn even goed als van de richt methode. De reflectiemethode is speciaal geschikt om verticale randen te onderzoeken [2], [3]. c. Aanslagmethode. De proefhoek wordt gevormd door twee nokken waartegen een arm, die aan de alhidade wordt geklemd, wordt aangeslagen. De methode werd het eerst met gunstig resultaat toegepast door Leemann in 1930 [4], bij het onderzoek van een Wannschaff-theodoliet. De drager van de horizontale fijnbewe- gingsschroef van de theodoliet werd aangeslagen tegen twee nokken, die aan het onderstel van het instrument werden bevestigd. In 1935 heeft HAUER[5]een soortgelijk onderzoek van eenzelfde type instrument uitgevoerd. Bij het onderzoek van een W ild T3 door Kasper in 1936 [6] werd de theodoliet in een bus geklemd waarin een segment van 450 was uitgeslepen. Een aparte arm moest aan de alhidade worden geklemd, omdat door de moderne vormgeving aan de theodoliet ieder uitsteeksel ontbrak. Uit de litteratuur is voorts nog een onderzoek bekend van Wermann [2], in 1957 uitgevoerd op dezelfde wijze als Kasper had gedaan. Met uitzondering van dit laatste onderzoek zijn de resultaten steeds goed te noemen. Het tijdrovende en vermoeiende richten vervalt en het blijkt mogelijk te zijn een hogere aanslagnauwkeurig- 133

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 15