beschouwingen over „ware fouten" en het verdere gehele klassieke
arsenaal van „fouten" en vooral de invoering van „gewichten".
Hier, zowel als in zovele andere proeven van Duitse ideeën, ont
breekt de basering op een analyse van het waarnemingsproces,
zodat de juiste interpretatie van de ingevoerde gewichtssymbolen
de kritische lezer duister zal blijven. In dit kader past ook niet het
onderscheid tussen varianties en schattingen van varianties, waar
door zovele klassieke afleidingen elke zin verliezen. Uiteraard zal
men dan ook volledig missen beschouwingen over toetsingstheorie
en onderscheidingsvermogen, zonder welke in feite geen inter
pretatie van uitkomsten der vereffeningstheorie mogelijk is.
Het is eenvoudig verdere voorbeelden aan te voeren, maar dit
zou niet eerlijk zijn tegenover een schrijver die van zo goede wil
getuigt. Juist de ouderen onder ons beseffen welk een sprong de
toepassing van moderne statistische gedachtengangen moet zijn voor
degenen die opgegroeid zijn met de methode der kleinste vierkanten.
Daarom zijn wij verplicht de schrijver van dit verder uitnemende
leerboek in eerste instantie dankbaar te zijn voor de moed om in
zijn boek een aantal opmerkingen en litteratuurvermeldingen op
te nemen, die onherroepelijk een deel van zijn voorafgaande
theoretische beschouwingen zullen weerspreken.
Prof. ir. W. Baarda
Lehrbuch für Vermessungsfacharbeiter, 24 X 16 cm, VEB
Verlag für Bauwesen Berlin.
Heft 5. G. Sydcw, Geometrische und, trigonometrische Höhen-
messung (1961).
Dit werkje is bedoeld als een eenvoudige handleiding voor de
uitvoering van hoogtemetingen. Men dient bij de beoordeling voor
ogen te houden dat in de D.D.R. het begrip „Vermessungsfach
arbeiter" ongeveer zal overeenkomen met ons begrip landmeet
kundige.
De schrijver heeft getracht zowel eenvoud als volledigheid na te
streven, hetgeen in nagenoeg het gehele werkje tot een goed
resultaat heeft geleid. Alleen bij de behandeling van de grond
principes blijkt dit een praktisch onmogelijke opgave te zijn. De
voorstelling van de overgang in de D.D.R. van het oude Normal
Null (N.A.P.) naar het nulvlak van de peilschaal van Kronstadt is
daardoor te ingewikkeld geworden.
Overigens is de schrijver erin geslaagd in een beperkt bestek het
waterpassen en de trigonometrische hoogtemeting, toegelicht met
duidelijke voorbeelden, overzichtelijk te behandelen.
A. W.
Heft 2. H. Köppke. Einfache Lagemessungen (1961).
Dit deeltje is wellicht nog eenvoudiger van opzet dan het hier
voor besproken deeltje. Dit moge o.m. blijken uit de beschrijving
137