i5o Mr. L. F. BERRETTY De feitelijke betekenis van de kadastrale aanduiding en het kadastrale plan voor de hypothecaire boekhouding ingevolge de rechtspraktijk x) In mijn artikel in W.P.N.R. 4638 concludeerde ik, dat de kadastrale aanduiding als administratieve grondslag voor de hypothecaire boekhouding zeker ontoereikend is, in vele gevallen verwarrend en voor hermeten en op andere schaal gekaarteerde gebieden, voorzover de tijd aan de hermeting voorafgaande, van geen waarde. In hun reactie 2) op dit artikel verwierpen de heren Ir. A. Covers en F. van den Hoonaard, jur. cand., mijn conclusie, waarbij zij „zich de ogen uitwrijvende en het hoofd schuddende" kadastrale en hypothecaire deskundigen als hulptroepen lieten aanrukken. Nu is hun verwerping van mijn betoog toch weer niet zo volkomen, als zij doen voorkomen gezien hun „erkenning van de gedeeltelijke juistheid" ervan, al vinden zij het wel typisch juridisch! Deze erkenning wordt nog groter, waar ook zij van mening zijn, dat de koper van een onroerend goed „zelden precies weet" wat hem zal worden geleverd, hetgeen zij „een zeer onbevredigende situatie" vinden. Ik zou dus geloven, dat wij in dit opzicht het wel eens zijn. Als middel tot verbetering van deze misstand bevelen opponenten aan „een onderzoek, dat zich uitstrekt tot op het terrein, teneinde de bedoeling van de partijen te kunnen verifiëren met de kadastrale gegevens". Wij zouden het aangeven van middelen tot verbetering liever hebben uitgesteld, totdat de Staatscommissie voor het uitbrengen van een advies over de wenselijkheid van een wettelijke regeling van het kadaster met haar arbeid gereed was gekomen. Opponenten concludeerden daaruit, dat ik weliswaar de waarde van het kadastrale perceel voor het openbaar register in twijfel heb getrokken, doch daar niets positiefs tegenover heb gesteld. Nu was het geenszins mijn bedoeling genoemde materie in mijn vorig artikel uitputtend te behandelen. Daaraan ontbreekt on getwijfeld nog een aansluitend onderzoek naar de feitelijke be tekenis, die op grond van de rechtspraktijk zowel aan de kadastrale aanduiding als het kadastrale plan (zijnde het object van de kadastrale aanduiding) voor de hypothecaire boekhouding behoort te worden toegekend. En het zal wel slechts mede door deze toe te kennen feitelijke betekenis mogelijk zijn de waarde van genoemde kadastrale gegevens voor het burgerlijk recht ten volle te schatten. De reactie van de heren Govers en Van den Hoonaard biedt mij dan ook de welkome gelegenheid dit tekort aan te vullen. Uit- Overgenomen uit het „Weekblad voor Privaatrecht, Notaris-ambt en Registratie", 93e jaargang nr. 4707 (27 jan. 1962). 2) Het openbaar register en het kadaster, W.P.N.R. 4690

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 32