154
de rechtslitteratuur om de eerste mogelijkheid te verwerpen is wel
bekend x). Indien ik de reden van die aarzeling goed heb aangevoeld,
dan spruit die hieruit voort, dat men enerzijds wel inziet, dat eerst
genoemde mogelijkheid op grond van het zowel uit juridisch als
mathematisch opzicht onbetrouwbaar te kwalificeren plan 2) het
rechtsgevoel niet bevredigt, doch anderzijds aan de praktische
waarde van de tweede genoemde mogelijkheid twijfelt, omdat dan
het zwaartepunt van de objectief gedachte landmeetkundige
specificatie naar de subjectieve partijenomschrijving van het onder
pand wordt verlegd. In plaats van zich in een dergelijke twijfel
achtige zaak door theoretische argumenten pro en contra te laten
beïnvloeden, lijkt het mij juister het antwoord in de gevestigde
rechtspraktijk te zoeken. Nu door de wet van 28 juni 1956, Stb. 376,
in artikel 671 a B.W. de volledige erkenning van de notaris als bij
uitstek deskundige voor het opmaken van akten betreffende on
roerende goederen is neergelegd, meen ik, dat het verantwoord is
bedoelde rechtspraktijk voor het hier gestelde doel met de notariële
praktijk te vereenzelvigen. Het mag dan wel notoir worden ge
noemd, dat de notaris na van de bedoeling van partijen kennis te
hebben genomen, het kadastrale plan uitsluitend raadpleegt om na
te gaan welke kadastrale aanduiding hij ambtshalve aan het object
van de overeenkomst moet geven. Hij gaat daarbij voornamelijk
af op de ligging van het object ten opzichte van de belendende
percelen; een kadastrale verificatie wordt overbodig geacht. Deze
methode past het notariaat nu ruim een eeuw toe. Indien zij onjuist
was geweest, zou, naar mag worden aangenomen, een duidelijke
weerslag daarvan op de rechtszekerheid ten aanzien van de grond
eigendommen niet zijn uitgebleven. Nu is het daarmee samen
hangende aantal processen ondanks de lange reeks van jaren
ongetwijfeld al heel gering te noemen. De oorzaken van dit gelukkig
verschijnsel kunnen natuurlijk veelvoudig zijn. Te denken valt aan
de voldoende duidelijke omschrijvingen van de grondeigendommen
in de akten, de zeer vele vaste grensafbakeningen, verwijzing naar
de ter plaatse kenbare gemeentelijke aanduidingen, de psycholo
gische werking van de kadastrale uitmetingen en de weinige proces
lustigheid van de grondeigenaren. Een belangrijke oorzaak ligt m.i.
in ieder geval hierin, dat het notariaat door bedoelde methode
klaarblijkelijk een redelijk aanvaardbare oplossing zowel ten aanzien
van het probleem specialiteit als ten aanzien van de overbrugging
van de principieel verschillende doelstelling tussen de openbare
registers en het kadaster zij het onbewust heeft gegeven.
Vraagt men, welke specificerende waarde er ligt in een loutere
vaststelling van de ligging van een grondperceel ten opzichte van
Vgl. Polak in „Grensrecht", Tijdschrift v. K. en L., jrg. 1954, blz. 270.
2) Voor de ernstige gebreken, die aan de niet hermeten kadastrale plans
vastzitten, zie Rapport van de studiecommissie voor reorganisatie van de
kadastrale dienst, ingesteld door het bestuur der Vereniging voor kadaster en
landmeetkunde. Tijdschrift v. K. en L., jrg. 1947, blz. 147 en 148.