i57 sedert het algemeen register niet meer behoeft te worden bijgehou den en de algemene naamwijzer voor de hypothecaire boekhouding is ontkracht (over genoemde gebreken uitvoerig in W.P.N.R. 4638, blz. 331, kol. 2 en noot 5). Behalve deze misschien schijnbaar uitsluitend van boekhoud kundige aard zijnde voordelen, die meer liggen in het beter tot uitdrukking brengen van het juiste beeld van juridische ver houdingen, is er nog een van andere aard. Het sluit namelijk de verwarring, die de huidige tweeslachtige omschrijving van partijen en kadastrale specificatie met zich meebrengt, uit, terwijl de ver antwoordelijkheid van de notaris, een grondperceel duidelijk te omschrijven, sterker zal gaan spreken. De hypothecaire aanduiding verwijst immers uitsluitend naar de bedoeling van partijen en hiermede zal men bij omschrijving terdege rekening moeten houden. In dit verband wordt nog opgemerkt, dat aan de omschrijving van de bedoeling van partijen in notariële akten nog wel eens het nodige blijkt te ontbreken om zich zonder nadere uitleg van partijen ter plaatse een voldoende beeld van hun bedoeling te kunnen vormen. Dit moet ongetwijfeld ontoelaatbaar worden geacht, indien naar niet bestaande afscheidingen op het terrein wordt verwezen. Van de andere kant moet worden gezegd, dat het kadastrale plan ook dikwijls te weinig oriëntatiepunten gedacht wordt aan een dicht net van zichtbare en als zodanig kenbare landmeetkundig verzekerde punten weergeeft. Daardoor is het vaak niet een voudig tot een bevattelijke omschrijving te komen. Dit gemis doet zich vooral gelden bij onbebouwde grondeigendommen, waar anders bijvoorbeeld door een situatietekening met enige bindende meet cijfers ten opzichte van vorenbedoelde landmeetkundig verzekerde punten de bedoeling van partijen zou kunnen worden vastgelegd. Wanneer wij echter bij de praktijk te rade gaan omtrent het meest geschikte middel om grensgeschillen te voorkomen, dan komt de vaste voor iedereen zichtbare terreinafscheiding daarvoor wel het meest in aanmerking 1). Dat de Overheid deze overtuiging eveneens is toegedaan, blijkt wel uit artikel 161 van de Instructie Kadaster, volgens hetwelk in het algemeen geen uitmeting van nieuwe perceelsgrenzen door de rijkslandmeter mag worden verricht, indien geen duidelijke en duurzame terreinafscheidingen zijn aangebracht. Een volkomen begrijpelijke bepaling, daar de uitmeting anders ook op vage aanwijzingen van partijen zou moeten worden uitgevoerd, waarop bovendien later gemakkelijk zou kunnen worden terug gekomen. Het uitblijven van uitmetingen is echter uiteraard niet b Vgl. Reist in „Problem und Verantwortung des Liegenschaftskatas- ters"Die örtliche Kenntlichmachung der Flurstiicksgrenzen dient am besten den allgemeinen Interessen. Diesen Interessen wird nicht gedient mit Flur stiicksgrenzen, die nur auf den abstrakten Zeichengebilden, d.h. auf den amtlichen Karten und Rissen verzeichnet sind. Bei einem solchen Kataster brauchte man die Masse nicht mehr örtlich messen, sie könnten im Büro festgelegt werden. Zeitschrift für Vermessungswesen (Stuttgart), jrg. 1958, blz. 390.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 39