LANDMEETKUNDE
Ir. J. J H. WIJNANDS,
Inleiding
In aansluiting aan een vorige publikatie van de schrijver (K. en
L. i960, blz. 129-136), waarin behalve de bepaling van de uit
zettingscoëfficiënten van in varmeetbanden eveneens als proef deze
coëfficiënten van één stalen band werden berekend, wordt in deze
publikatie de bepaling van de uitzettingscoëfficiënten van stalen
meetbanden gecompleteerd
Gezien de bevredigende resultaten van het laboratoriumonder
zoek voor invarbanden, zoals weergegeven in bovengenoemde
publikatie, werd ook in dit onderzoek oorspronkelijk gebruik ge
maakt van de ongewijzigde apparatuur. Spoedig echter bleek, dat
voor een nauwkeurige bepaling van deze uitzettingscoëfficiënten
de wijze waarop de temperatuur van de te onderzoeken meterband
werd bepaald en constant gehouden, niet nauwkeurig genoeg was.
(De in vorige onderzoeking geslaagde proef met één stalen band
moet dus als een toevalstreffer worden gezien.)
Er werd besloten de opstelling zodanig te wijzigen, dat de band
werd geleid door een oliebad, waarvan de temperatuur met behulp
van een thermostaat kon worden geregeld. Het meten van de
temperatuur vond plaats langs elektrische weg. Ook 11a deze
wijzigingen traden nog ontoelaatbare verschillen op in de grootte
van de uitzettingscoëfficiënten.
Na meerdere proefmetingen werd besloten het onderzoek voor
stalen banden in deze vorm als mislukt te beschouwen, aangezien
enerzijds de temperatuurbepaling niet voldoende nauwkeurig was
en anderzijds tengevolge van de oliestromingen hinderlijke trillingen
in de band optraden.
Onderzoek op een meetbaan
Na de mislukking van het laboratoriumonderzoek werd besloten
de uitzettingscoëfficiënten van stalen banden te bepalen door deze
banden op een speciaal daarvoor geconstrueerde baan (zie foto) bij
verschillende temperaturen te vergelijken met een invarband,
waarvan de uitzettingscoëfficiënlcn bekend ondersteld mogen
worden. De lengte van deze baan, die uit acht statieven bestond, be
droeg50m. Het eersteen het laatste statief waren voorzien van een
katrol (nagenoeg wrijvingsloos), het tweede en het op een na laatste
statief hadden een schaalverdeling inclusief nonius. Daar tussen
werd iedere tien meter een statief opgesteld, voorzien van een
ingenieur bij de Afdeling Mijnmeten van de Staatsmijnen te Heerlen:
Onderzoek naar de uitzettingscoëfliciënten
van stalen meetbanden