I59
afgepaald". Er is geen paaltje in het terrein te ontdekken. Ik heb,
in afdalende volgorde van wenselijkheid, voorgesteld:
1. Uitmeting van het verkochte door de Landmeetkundige
Dienst van het Kadaster, vooraf, in tegenwoordigheid van partijen,
waarna aan dit perceel een nummer wordt gegeven. Wat ook in
het algemeen de betekenis moge zijn van de vermelding van een
kadastraal nummer, in dit geval mag worden aangenomen dat
partijen bedoelen over te dragen het perceel zoals het is uitgemeten.
De Inspecteur verwerpt dit als niet verantwoord, gezien het geringe
belang van de zaak.
2. Omschrijving van het perceel aan de hand van zeer goede
merken in het terrein, i.e. een kanaaltje. De Inspecteur gaat hier
niet op in.
3. Daadwerkelijke afpaling. De Inspecteur vindt dit overbodig.
Volgens hem komt het er uiteindelijk op aan dat partijen het bij
de uitmeting door de Landmeetkundige Dienst eens zijn
Ik constateer dat er geen wilsovereenstemming is. Willen partijen
niettemin hun verklaringen in een akte vastleggen, dan moeten zij
dit weten. Ik weiger echter mijn dienst als men er op staat in de
akte paaltjes te vermelden, waarvan ik weet dat zij er niet zijn.
Het antwoord van de redactie was kort en krachtig: „Uw
standpunt is juist".