192
13 dmgr werd gevonden. De oorzaak werd aanvankelijk gezocht
in een mogelijke verplaatsing van de verticale theodolietas ten
gevolge van het verdraaien van de rand. Een dergelijke verplaatsing
verandert de grootte van de proefhoek en wel des te sterker naar
mate de aanslagnokken c.q. richtmerken dichterbij zijn gelegen.
Er werd daarom in de randstanden 20 gr en 220 gr tevens een
aantal waarnemingen gedaan van een proefhoek die gevormd
werd door een tweetal richtmerken op 5 m afstand, maar ook nu
werd hetzelfde verschil van 13 dmgr gevonden met een variantie van
1,5 dmgr2.
Nadat echter een gedetailleerd onderzoek met de Teilkreisprüfer
was uitgevoerd op het slechte gedeelte van de rand tussen 15 gr en
25 gr en tussen 215 gr en 225 gr, waarbij bleek dat de verschillen
nog veel groter werden terwijl de gemiddelden veel minder vari
eerden (zie fig. 5), was de conclusie dat er een zekere correlatie
bestond tussen deze verschillen en de afwij kingen in de randstrepen
evenwel toch onvermijdelijk.
De oorzaak werd gevonden nadat bij een voortgezet onderzoek
bleek, dat de strepen in het betrekkelijke randgedeelte enigszins
scheef stonden, terwijl tevens ontdekt werd dat de streeplengte in
beide beelden van de diametrale randgedeelten niet gelijk was
(waarschijnlijk veroorzaakt door een excentrische ligging van de
rand). Het gezamenlijk voorkomen van beide eigenschappen ver
klaart (zie fig. 6) de grote verschillen waarvan boven sprake was.
Het waarnemingsmateriaal leende zich door deze grove fouten
uiteraard niet voor toepassing van de door Wiersma verder ont
wikkelde theorie van het randonderzoek.
De beoordeling van beide Askania-instrumenten kan als volgt
worden samengevat. De randverdeling van de onderzochte Askania
Tu heeft een slecht gedeelte van ongeveer 10 gr, maar dit zou
waarschijnlijk met de gebruikelijke 40 waarnemingen, verkregen
met collimatoren, nooit ontdekt zijn. Hiermee wordt tegelijk de
waardering uitgesproken over de Askania Teilkreisprüfer, een
66