i99 Deze reeks heeft de vorm: (4) U_&M -S -) cos mX sin mX) P„m (sin 9) waarin, in tegenstelling tot de reeks van Fourier, in plaats van één parameter 9, nu twee parameters, de geocentrische breedte 9 en de lengte X, voorkomen, Hier zijn het de coëfficiënten Jnm en Knm, integralen over de massaverdeling binnen het equipotentiaal- oppervlak gelegen, die de afwijkingen van dit oppervlak t.o.v. een bol bepalen. De grootheden Pnm (sin 9) zijn functies van sin 9, bekend onder de naam van legendrepolynomen. Stelt men de coëfficiënten Jnm en Knm gelijk nul, dan wordt (4) r —jj- constant, (5) dus een boloppervlak. Neemt men als model voor de aarde een omwentelingsoppervlak, dus symmetrisch t.o.v. de rotatieas en dus onafhankelijk van X, de geografische lengte, dan wordt (4) km a r I ..Ar a\ 00 ia. s - Jn°Pn° (sin 9) (6) Men spreekt dan van coëfficiënten van zonale bolfuncties. Neemt men bovendien aan dat het oppervlak symmetrisch is t.o.v. het equatorvlak, dan zullen alleen de even waarden van de coëfficiënten Jn° voorkomen. De telling van n begint bij 2; ontbreekt als gevolg van de onderstelling dat de oorsprong van het coördinaten stelsel met het zwaartepunt van de massa M samenvalt. Zoals gezegd, zijn de coëfficiënten Jnm en Knm integralen over de massaverdeling. De twee bekendste coëfficiënten die men in de leerboeken van Helmert, Jeffreys, Vening Meinesz e.a. aan treft, zijn de J2° en Jt°. De coëfficiënt /2° neemt na integratie de vorm aan: C—A Ma2 waarin C het traagheidsmoment t.o.v. de rotatieas en A het traag heidsmoment om een as in het equatorvlak voorstelt. De coëfficiënt J2° nu staat in nauwe relatie tot de afplatting a door de vergelijking (8) waarin y' y (i a y). (9), zie ook (i). 1+1 n-® m- n - 2 m - 0 k*M 4. 4. n l 2° (7)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 17