De coëfficiënt /4° heeft de vorm: Ji waarin Z) |5 r4P4° (sin cp) dm, (10) dus ook een integraal over de massaverdeling van de aarde. Geofysici en astronomen als G. H. Darwin, Jeffreys, Bullard, De Sitter, Brouwer e.a. hebben met verschillende hypothesen omtrent de massaverdeling in de aarde de waarde van deze coëffi ciënt berekend, maar de uitkomsten werden, gezien de hypothesen, steeds met een zekere reserve aanvaard. De coëfficiënten Jnm en Kn"> die tot nu toe uit graadmetingen en uit zwaartekrachtsmetingen op nog onvoldoende wijze, zowel wat aantal als nauwkeurigheid betreft, werden bepaald, kunnen thans uit de storingen van de baanelementen van kunstmatige satellieten worden afgeleid. De coëfficiënten van de even zonale bolfuncties van de tweede en hogere graad (dus m o, w 2 en even) kunnen worden be rekend uit de seculaire (altijd in dezelfde richting toenemende) storingen in de rechte klimming van de klimmende knoop en de lengte van het perigeum van de ellipsvormige baan, die de kunst matige satelliet om de aarde beschrijft. De coëfficiënten van de on even zonale bolfuncties worden bepaald uit de periodieke storingen in de klimmende knoop en het perigeum gecombineerd met de storingen in de helling van de baan en de afstand tussen het peri geum en het zwaartepunt van de aarde. De theorie over dit onder werp vindt men in vele artikelen van de hierna te noemen onder zoekers en in recente leerboeken over de hemelmechanica. [2, 3, 4] Het zijn nu vooral deze coëfficiënten Jn°, waaromtrent op het symposium in Washington nieuwe gegevens werden verstrekt. Een publikatie van Kozai geeft een samenvattend overzicht van de zonale coëfficiënten zowel even als oneven, zoals die bepaald zijn door hemzelf, King-Hele, O'Keefe e.a., Shelkey, Smith en Zhongolovich in de jaren 1959-1962. Vooral /2°, de term die rechtstreeks in verband staat met de afplatting, vertoont een steeds geringer spreiding: W59 o,7 O'Keefe 1959 King-Hele Kozai =h Vergelijkt men de spreiding in deze grootheid met behulp van (8), waarin de relatie van 2° tot de afplatting wordt gegeven, dan volgt uit bovenstaande getallen een waarde voor de afplatting met een veel geringere spreiding dan tussen graadmetingsresultaten onder- 200 Zhongolovich (1083,3 0 O H (1082,49 0,06) I0~6 1961 (1082,79 0,15) 10 "6 1961 (1082,21 0,04) I0~6 Smith 1961 (1083,15 0,20) IO"6 Kozai 1962 (1082,36 0,06) 10 "6 Shelkey 1962 "in" O OO *0 bh M -j- 0,05) IO"6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 18