Meinesz. Zijn activiteiten blijken o.m. uit: [8], [9], [10], [11], [12], [13], [14] en [15]. De onderzoekingen betreffende gravimetnsche problemen worden in Nederland thans geleid door Prof. ir. G. J. Bruins. Van zijn hand verschenen beschouwingen over de zwaartekrachtsmetingen [16], een zeer duidelijk overzicht over de betekenis van de zwaartekracht voor de vormbepaling van de aarde en voor de geodesie in het alge meen [17] en een uitvoerige behandeling van het tweede hoofd vraagstuk van de geodesie [18]. Wat betreft de theorie die aan de verschillende meet-, reken- en vereffeningsmethoden ten grondslag ligt is veel studie verricht. Zo geeft Prof. ir. W. Baarda in [19] een inzicht in de betekenis van varianties van coördinaten bij de berekening van puntsbepaling- systemen in het platte vlak. Hoewel de vormgeving nog voorlopig is, is het verheugend dat zijn werk reeds in dit stadium wordt gepubliceerd. Ieder die van gegeven coördinaten uitgaat en statis tische methoden op zijn puntsbepalingsmethoden toepast, zal zich bewust moeten zijn van de ontstaanswijze van die gegeven coördi naten en daar rekening mee moeten houden. De ontwikkelde theorie en methoden van Prof. Baarda geven hem hiertoe de mogelijkheid. Van belang bij de bestudering van deze materie is [20]. Dezelfde auteur geeft in [21] nog eens een juist inzicht in de begrippen een heden, dimensies, meten en meetnauwkeurigheden en hun onder ling verband. In [22] geeft Prof. ir. W. Baarda een ten dele filosofische be schouwing over de werkzaamheden en derzelver achtergronden van het enige jaren geleden opgerichte Laboratorium voor Geo detische Rekentechniek, waarvan hij de leider is. Drie medewerkers van dit research-centrum op het gebied van geodetische bereke ningen hebben ook de resultaten van hun eerste werkzaamheden vastgelegd. Zo bespreekt Ir. B. G. K. Krijger in [23] de nauw keurigheid van driehoeksnetten en snelliuspunten, waarin hij vooral aandacht besteedt aan de praktische moeilijkheden waarop de nauwkeurigheidsonderzoekingen stuiten. Ir. J. E. Alberda geeft in [24] een beschrijving van enige aspecten van de hoogte meting, waarin in de eerste plaats een onderzoek wordt ingesteld naar de eigenschappen van het wiskundig model van de trigono metrische hoogtemeting; daarnaast wordt nog een inzicht gegeven in de problemen betreffende de vereffening van het Europese Waterpasnet. De vereffening van dit net, zoals deze in Delft is uitgevoerd en de resultaten van deze vereffening worden besproken in [25]. In [26] bespreekt Ir. E. F. Meerdink problemen bij de be rekening en vereffening van triangulaties op bol en ellipsoïde, waarin o.m. wordt aangetoond op welke wijze kan worden ontkomen aan de invloed van afrondingsfouten bij de simultane behandeling van zeer grote netten. In de verslagperiode bestond ook weer belangstelling voor de oplossingsmethoden bij de enkelpuntsbepaling. N. D. Haasbroek 226

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 44