beschrijft in [27] de grafische bepaling van de coördinaten van voor-
en achterwaarts ingesneden punten met overtallige waarnemingen.
Voor de bepaling van de coördinaten van een dubbelpunt uit over
tallige waarnemingen heeft deze auteur een oplossing gevonden
met behulp van de grafische methode Leenhouts-De Groot. Deze
methode heeft het voordeel, dat het in afwijking van de gang van
zaken bij een numerieke behandeling van dit vraagstuk niet nodig is
het tijdrovende werk uit te voeren, dat is verbonden aan de op
lossing van vier normaal vergelijkingen. Uit [28] blijkt tevens dat
de verkenning van een dubbelpunt volgens deze methode ook niet
omslachtig is. Over de verkenning van snelliuspunten verrichtte
ook Ir. H. Ph. van der Schaaf een studie, waarvan hij de resul
taten neerlegde in [29]. Hij maakte daarbij gebruik van punten
op de tolerantiecirkel, die kan worden geconstrueerd aan de hand
van de nauwkeurigheidseisen die de handleiding voor de technische
werkzaamheden van het kadaster (H.T.W. 1956) stelt.
De hulpsymbolen van Hausbrandt worden door D. de Vries
bij het vraagstuk der voorlopige puntsbepaling betrokken in [30].
In [31] geeft de auteur een meer elementaire beschrijving van deze
rekensymbolen, die aanleiding kunnen geven tot een eenvoudige
notatie van formules en tot overzichtelijke rekenmethoden.
Een bijzondere bijdrage tot de vereenvoudiging van geodetisch
rekenwerk leverde D. de Groot door de samenstelling van nieuwe
goniometrische tafels in tien decimalen voor de sexagesimale zowel
als voor de decimale verdeling. Deze tafels ([32]) zijn zeer compact
en beslaan met verklarende tekst en voorwoord elk in het Neder
lands, Engels, Spaans, Frans en Duits in totaal slechts 40 bladzijden.
De sexagesimale tafel beslaat slechts 8 bladzijden, de decimale tien.
In deze tafels wordt geïnterpoleerd volgens een eenvoudige derde
graads functie.
De nauwkeurigheid waarmee op lijnennomogrammen kan worden
afgelezen werd onderzocht door N. D. Haasbroek. Een beschrijving
van het onderzoek, waarbij hij met 46 medewerkers aflezingen deed
op een groot aantal verschillende nomogrammen, vindt men in [33].
Naast de vermelding van conclusies worden enkele aanbevelingen
gedaan betreffende te gebruiken schaalverdelingen en grootte van
de intervallen bij de constructie.
Ir. W. Langeraar heeft getracht de vereffeningsmethoden zoals
deze aan de Technische Hogeschool te Delft worden gedoceerd op
een zodanige wijze te beschrijven, dat ze door middelbare land
meetkundigen kunnen worden begrepen en toegepast. Dat hij voor
een groot deel daarin is geslaagd blijkt uit [34].
Om meer dan een reden wordt in het vlakke Nederland nog
tamelijk veel aandacht besteed aan de verschillende methoden
van hoogtemeting. Hiervan vindt de barometrische hoogtemeting
zeer weinig toepassing in eigen land. Wel echter in Suriname en
Nederlands Nieuw-Guinea. Daartoe zijn de studies van Ir. C.
Koeman van belang. In [35] geeft hij een analyse van een baro-
227