187
standen, die dus 4 gr uit elkaar liggen. Men heeft dan voor de
bepaling van de 15 parameters 35 overtallige waarnemingen,
waarmee een betrouwbaar inzicht verkregen kan worden in de
resterende afwijkingen van de randaflezingen.
De belangrijkste formules worden hieronder nog eens beknopt
weergegeven, teneinde deze nieuwere ontwikkeling in een bredere
kring bekendheid te geven. De belangstellende lezer wordt echter
voor meer details naar de scriptie van Wiersma verwezen. De af
leidingen van de meeste formules kunnen echter eenvoudiger ge
houden worden, door niet over te gaan op de tot nog toe steeds
gebruikelijke, maar geheel overbodige transformatie van het stelsel
parameters a,, b, in het stelsel cr, C, volgens
cos rtp -f br sin rep Scr sin (rep C,
Stel a de proefhoek, p9 de waarneming van a in de randstand 9,
R(ep) de afwijkingen in de randaflezing 9, - de grondperiode van
R(9) en n het aantal waarnemingen p9, regelmatig verdeeld over
Wordt de hoek a gemeten op de randstrepen 9 en 9 a, dan is
de afwijking D(<p) in deze waarneming
D(<p) R(9 a) -^(9) Srlr cos rep +ür sin rep. (2)
Door substitutie van (1) in (2) vindt men de relaties tussen Ar, Br
en eëLy, by
[Ar\ cos ra1 -f-sin ra
\Br) sin ra cos ra Ij
De inversie hiervan geeft
a' 2 cotê' i rx lAr
by) 1 cotg I 'b,
In beide betrekkingen worden de waarden van de goniometrische
functies in twee geldende cijfers berekend.
De correctievergelij kingen luiden, wanneer men voor a de meer
doorzichtige notatie A0 gebruikt:
Pv A 0 hAy cos r9 Br sin r9.
De variantiefactor wordt a2 gesteld en aan de waarnemingen p9
wordt het gewicht 1 gegeven. Met de rekenregels van het tweede
standaardvraagstuk vinden we voor de parameters
Ao
(3)
2
Ar -[(^>9 ^0) cos r9]
2
Br -[(^9 ^0)sin >"9];