vraagstukken waarmee deze civiele, bouwkundige en landbouw
kundige ingenieurs te maken hebben. De geodeet kan dan zijn taak
bij de uitvoering van dergelijke werken op een goede manier
vervullen".
Het vak „fysische geodesie" dat de vraagstukken over de poten
tiaal van het uitwendig zwaartekrachtsveld van de aarde omvat
en door de schrijver van dit artikel wordt gedoceerd is sinds enkele
jaren uitgebreid met een college over instrumenten voor zwaarte
krachtsmeting, zowel te land als ter zee. De onderafdeling der
geodesie heeft enkele veergravimeters van verschillend type aan
gekocht om de studenten met het meten van de zwaartekracht
vertrouwd te maken. Evenzeer als de inhoud van dit college
„instrumenten" vereist dat de student op de hoogte is van de
elementaire begrippen van de mechanica, wordt bij het potentiaal-
theoretisch gedeelte een vrij sterk beroep gedaan op de wiskundige
kennis van de student, wat betreft de vectoranalyse en de op
lossingen van differentiaalvergelijkingen van de tweede orde, als
legendrepolynomen, bolfuncties, enz. Het blijkt steeds weer dat de
geodeet in tegenstelling tot de aan een universiteit opgeleide
fysicus of astronoom te weinig in deze bijzondere functies is
ingewijd. Een college vectoranalyse is voor de studenten verplicht,
een college over bijzondere functies facultatief gesteld.
Praktische oefeningen
Zoals reeds in het nationaal rapport van 1958 vermeld, wordt
grote aandacht besteed aan de praktische kant van de opleiding.
Dit geldt niet alleen voor het hierboven reeds genoemde vak foto-
grammetrie, maar in het bijzonder ook voor de vakken waarnemings
rekening, puntsbepaling, geodetische astronomie en het onderzoek
van instrumenten voor primaire en secundaire hoek- en lengte
meting. Meer aandacht behoren nog te krijgen de oefeningen in de
vakken geodetische berekeningen en kaartprojecties, terwijl het
vak fysische geodesie wat betreft de oefeningen nog in een begin
stadium verkeert.
245
Litteratuur:
[1] Compte rendu ofïiciel du neuvième congrès international des géomètres,
Delft, 1959.
[2] Prof. dr. I. A. Diepenhorst: De geprangde Universiteit.
[3] Universiteit en Hogeschool, jaargang 3, nr. 2.
[4] Prof. J. M. Tienstra: Theory of the adjustment of normally distributed
observations, Amsterdam, 1956.