de wenselijkheid van de instelling van een rijksdienst is spreker
echter nog niet overtuigd. Hij vraagt naar andere argumenten.
Spreker stelt tenslotte als hoofdvraag: Is het door inleider ge
propageerde systeem van het Bazelse LeitungskaAastex vergelijkbaar
met zijn suggestie in Nederland een rijksdienst te belasten met de
zorg voor een leidingenkadaster? Spreker heeft zich niet volledig
kunnen oriënteren, maar uit de door hem geraadpleegde publikaties
heeft hij de indruk gekregen dat het Leitungska.da.ster in Bazel los
staat van het Zwitserse landelijke kadaster. Is het in Bazel niet
hoofdzakelijk een stedelijke en geen landelijke aangelegenheid,
al zal er misschien veel contact zijn met het landelijk apparaat.
De publikaties spreken immers over het Vermessungsamt van
de stad Bazel, waarbij wordt uitgegaan van een oppervlakte van
slechts 1848 ha. Indien dit inderdaad het geval is en het Leitungs-
kadaster in Bazel een stedelijke aangelegenheid is en door de stede
lijke diensten wordt betaald, dan vervalt het argument van de
inleider toch om tot een rijksdienst te komen?
Als tweede discussiant krijgt hierna Ir. C. C. Th. de Beaufort
het woord. Volgens spreker kan het preadvies worden samengevat
in de zin: „Er moet meer leiding komen bij de leidingen." Niemand
zal ontkennen, dat het belangrijk kan zijn, indien ergens een cen
trale plaats is waar gegevens over leidingen kunnen worden ver
kregen, maarweegt het nut hiervan op tegen de kosten
Is een en ander realiseerbaar
In hoofdzaak kan het probleem worden samengevat in de vol
gende drie vragenhoe waar wie betaalt en daarbij als
nevenverschijnsel: zonder wettelijke meldingsdwang is alle gepraat
over welke vorm van registratie van leidingen eigenlijk nutteloos.
De bovenstaande drie punten bekijkend, komt spreker tot de
volgende beschouwingen
1. Hoe. Dit zal waarschijnlijk niet het moeilijkste punt zijn. Er zijn
genoeg deskundigen in Nederland die hier het een en ander over
kunnen vertellen. De Normalisatiecommissie B-7-c heeft zich al
uitvoerig bezig gehouden met de wijze van aanduidingen op kaarten.
Eenheid zou er moeten komen in de aanduidingen. Een normalisatie
op dit gebied zal onvermijdelijk zijn. Daarbij is het voorlopig nog
niet van het grootste belang of nu kaarten op schaal 1 200 of op
schaal 1 500 worden gemaakt.
2. Wie betaalt. Dit is al een moeilijker vraagstuk. Wij lezen in het
preadvies, dat in Bazel 6 man een dagtaak hebben. Zou men dit
ruwweg extrapoleren op Nederland, dan zou men hier komen tot een
aantal van rond 200 man personeel. Hoe men het ook bekijkt,
ergens zal het geld hiervoor vandaan moeten komen en dit geld zal
uiteindelijk moeten bestaan uit overheidsmiddelen. Hier komen
nog bijkomende punten bij, zoals de huisvesting e.d. Het is te
betwijfelen of dit alles een redelijk haalbare kaart is.
3. Waar. Dit is vermoedelijk het moeilijkste punt. In het pread-
266