het deel en nummer van de ingeschreven aankomsttitel van dit goed en een verwijzing naar het leggerartikel van de vorige kadas trale eigenaar geboekt. Ook in diens leggerartikel treft men twee dergelijke boekingen aan en is men dus in staat het leggerartikel en de aankomsttitel van diens rechtsvoorganger te vinden. Aldus verder teruggaande op vervallen boekingen in de kadastrale legger kan men een titelonderzoek opbouwen. 2. Weet men enkel de kadastrale aanduiding van het vast goed, dan kan men via een kadastraal percelenregister (reg. 71) het leggerartikel, waarop het goed is geboekt, vinden en verder de titelrecherche als hiervoor uiteengezet, instellen. 3. Weet men slechts de ligging van het goed, dan kan men via de kadastrale kaart de kadastrale aanduiding ervan vaststellen en gaat men vervolgens als onder 2 te werk. De mogelijkheid om te onderzoeken of een goed hypothecair of met een beslag is bezwaard, vindt plaats via het zogenaamde register 69a. Ook dit is een kadastraal percelenregister, waarin achter de bezwaarde percelen de delen en nummers van de inge schreven hypothecaire borderellen c.q. processen-verbaal van inbeslagneming zijn aangetekend. Wil men dus weten of een bepaald persoon bezwaarde eigendommen bezit, dan zal men eerst via de algemene naamwijzer en kadastrale legger moeten nagaan, welke kadastrale percelen hij op naam heeft staan, en vervolgens het register 69a moeten raadplegen. Door vorenstaande moge voldoende zijn weergegeven op welke wijze de kadastrale aanduiding als administratieve grondslag voor de hypothecaire boekhouding dienst doet. Thans kan dan de vraag worden beantwoord: bevredigt dit systeem in de praktijk? Het antwoord hierop zal afhangen van de uitkomst op de vraag: doet de kadastrale aanduiding de juiste titels met betrekking tot het object van de kadastrale aanduiding (het kadastrale perceel) vinden ofwel anders gesteld: behoort bij het object van de titel inderdaad de kadastrale aanduiding, waarmee het is aangegeven Dit zal alleen het geval zijn als het object van de kadastrale aanduiding geheel samenvalt met het object van de titel. In dat geval zou inderdaad het onderling verband nauwkeurig verzekerd zijn en de kadastrale aanduiding tot de juiste titel voeren. Echter zijn en worden de kadastrale percelen zoals ook bekend een zijdig door de Overheid vastgesteld. De eerste opmetingen van de percelen bij de oprichting van het kadaster hebben zoals van landmeterszijde wordt verzekerd naar omstandigheden nauw gezet plaatsgevonden. Nochtans wordt geregeld ervaren, dat geen absoluut betrouwbare metingsresultaten zijn verkregen. In dit verband moge worden gewezen naar hetgeen de voorzitter van bovenbedoelde Staatscommissie in zijn antwoord op de installatie rede van de minister heeft opgemerkt namelijk, dat naar zijn eigen 274

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 20