277 titel van aankomst en het hypothecaire kaartperceel steeds volledig met elkaar corresponderen De vermelding van de aankomsttitel zoals thans bij de kadastrale aanduiding in de kadastrale legger is dus boekhoudkundig mis leidend 2), daar die boeking geenszins kan betekenen, dat het object van die aanduiding en die van de titel volkomen identiek zijn. De consequenties daaruit voortvloeiende zullen straks nader worden belicht. De hypothecaire boekhouding heeft zich zoals reeds gezegd aanvankelijk tot op zekere hoogte kunnen redden met de door de dienst van het kadaster verstrekte gegevens. Een wel gelukkige omstandigheid deed zich daarbij voor, dat de handel in grondeigen dommen in het begin en ook nog lange tijd nadien betrekkelijk gering te noemen viel, zodat in vergelijking met heden althans weinig veranderingen in de kadastrale indeling behoefden te worden gemaakt. De wijze, waarop de door de dienst van het kadaster verstrekte gegevens op grond van zijn instructie zijn ver zameld en bijgehouden, hebben op de duur echter zeer ernstige bezwaren tegen de administratief-kadastrale grondslag naar voren doen komen. Deze bezwaren vloeien niet alleen voort uit de principieel ver schillende doelstelling tussen de openbare registers en het kadaster3) doch zijn ook van praktische aard. Op de eerste plaats wreekt zich dit principiële verschil hierdoor, dat, nu er geen zekerheid bestaat omtrent de identiteit van het object van de titel en dat van de kadastrale aanduiding, het titelonderzoek op grond van de kadas trale aanduiding steeds onbetrouwbaar is. Immers bij gebrek aan vorenbedoelde identiteit kan het zijn, dat het titelobject slechts ten dele of zelfs geheel geen betrekking heeft op het kadastrale perceel, waarvan de aanduiding voor het titelobject is gebruikt 4). In de praktijk veroorzaakt dit dank zij een uiterst voorzichtig tewerkgaand notariaat bijgestaan door een geschoold ambtenaren corps van de hypotheekkantoren thans misschien nog weinig fouten5), in de toekomst zullen deze bij voortgaande perceels- Vgl. Jonas: Het kadastrale vraagstuk, IV. P. N. R. 4419 jrg. 1955. m.b.t. diens zienswijze van het kaartperceel als onveranderlijke registratie eenheid. 2) Chabot in N. J. B. 1955, nr. 30 blz. 677, kent aan het kadaster een negatieve functie toe. De kadastrale boekhouding hoewel openbaar op grond van de Tarievenwet van 3-4-1922 (S/6. 258), behoort evenwel niet tot de hier bedoelde openbare registers (art. 1625 B). Het kadaster, positief van origine, kan nochtans een negatieve functie worden toegekend in zover het een hulpmiddel van de hypothecaire boekhouding is geworden. Ter voor koming van begripsverwarring lijkt het juister dit na te laten. 3) De openbare registers zijn ingesteld ter verwezenlijking van een negatief stelsel, het kadaster is opgericht ter verwezenlijking van een (publiek rechtelijk) positief stelsel. 4) Vgl. Beekhuis, Zakenrecht, blz. 30 onderaan. 6j Vgl. Korteweg: Onjuiste kadastrale aanduidingen in transportakten. N. J. B. 1954, nr. 38 blz. 801.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 23