297
de bedoeling een werktuig tot stand te brengen, dat de billijke
verdeling van de grondbelasting mogelijk maakte. Het is deze
opdracht welke het Belgisch kadaster ook nu nog noodgedwongen
op de allereerste plaats moet vervullen, alhoewel het thans onge
twijfeld beter gewapend is, dank zij zijn technische evolutie en de
ontplooiing en de vervolmaking van zijn werkmethodes, om deze
taak tot een goed einde te brengen.
Zijn voornaamste opdracht bestaat er dus in om per eigendom
en per eigenaar de aanslagbasis van de grondbelasting vast te stellen.
Deze aanslagbasis is het kadastraal inkomen, begrip waaraan
niet steeds dezelfde betekenis werd toegekend. Tot kort na de
eerste wereldoorlog bleven de schattingen en herzieningen steeds
gesteund op empirische procédé's. Daarna ontstond er een stroming
om inzake vaststelling van de aanslagbasis meer rekening te houden
met de realiteit en er werd beslist de grondbelasting te vestigen
op het door de grondeigendommen werkelijk opgebracht inkomen,
mits voor de niet in huur gegeven onroerende goederen een cijfer
vast te stellen dat een vermoedelijk inkomen vertegenwoordigde.
Aan dit stelsel, dat in theorie en in het kader van de inkomsten
belastingen ideaal scheen, waren tamelijk wat nadelen verbonden.
Zo was het bijv. onmogelijk voor ieder onroerend goed de jaarlijkse
wijzigingen te volgen, die zich in het inkomen van de immobiliën
voordeden. Fraude bleef ook niet uit, daar in de huurbescheiden
en quitanties lagere huurprijzen werden vermeld dan de werkelijk
betaalde. Voor de niet verhuurde eigendommen bleef de moeilijk
heid voortbestaan om een vermoedelijk inkomen vast te stellen.
Het bedoeld stelsel kon deze moeilijkheden niet overleven. In
1930 werd het vervangen door een ander, dat thans nog steeds van
toepassing is en dat erin bestaat de grondbelasting te vestigen niet
op een reëel maar op een enigszins forfaitair inkomen dat het
gemiddeld normaal netto-inkomen van een jaar vertegenwoordigt.
De grondbelasting, één van de cedulaire belastingen op de inko
mens, vertoont dus deze bijzonderheid, dat de basis ervan, het
kadastraal inkomen, vastgesteld wordt volgens eigen regels, die zich
duidelijk onderscheiden van die welke van kracht zijn voor de
andere belastingen op de inkomens. In tegenstelling met de grond
slag van de andere belastingen, grondslag bepaald door de admini
stratie der directe belastingen op zicht van een door de wettelijke
belastingschuldige ingediende aangifte van de inkomsten, wordt
het kadastraal inkomen vastgesteld door de administratie van het
kadaster aan de hand van een schatting; benevens het feit dat het
de basis vormt van de grondbelasting is het thans onderworpen
aan provinciale en gemeentelijke opcentimes.
Het kadastraal inkomen wordt opnieuw bepaald ter gelegenheid
van periodieke algemene perekwaties, welke normaal om de twintig
jaar plaats vinden.
Onder algemene perekwatie verstaat men de herschatting van
al de zich op het Rijksgrondgebied bevindende onroerende goederen.