Uit de verslagen van de C.T.D. over de jaren i960 en 1961 heb
ik voor zeven behoorlijk grote ruilverkavelingen met een gemiddelde
eigendom tussen 2,5 en 4,5 ha de toestand na de ruilverkaveling
nagegaan, te weten hoeveel burgerbezit in een ruilverkaveling
voorkwam.
Hierbij is uitgegaan van de gedachte, dat de eigendommen
beneden 1 ha uitsluitend van burgers zullen zijn, terwijl voor de
groep van 1-5 ha aangehouden is, dat in deze klasse 15 van de
totale boerengrond bij boeren-eigenaren behoort. Het resultaat is
dan tenslotte, dat gemiddeld 21,8 7 van de ruilverkave
lingsoppervlakte eigendom is van burgers, geheel gelegen in de
grootteklasse 0-5 ha, waarvan 5,4 in de klasse 0-1 ha. Aangezien
*5 boerengrond in de grootteklasse 1-5 ha vermoedelijk te ruim
genomen is (zie bovenstaande tabel, waar 8,3 benaderd is) acht
ik het verantwoord om het gemiddelde burgerpercentage te stellen
op 25, waarvan dus rond 20 in de klasse 1-5 ha.
De gemiddelde oppervlakte van de eigendommen in de grootte
klasse 1-5 ha bleek 2,64 ha te zijn, welk laag gemiddelde een bewijs
is dat overwegend klein (burger)bezit van 1-3 ha in deze klasse
voorkomt.
Nemen we aan dat de grootteklasse 0-1 ha voornamelijk zal
worden gevormd door huis-en-tuin perceeltjes die aan de rand van
een dorpskern gegroepeerd zijn en waarvoor dus aparte toegangs
wegen nodig zijn, dan blijft er (globaal genomen) nog 20 van de
oppervlakte in een ruilverkaveling over, die aan kleine burger
eigenaren toebehoort. Voor zover deze gronden „vast" verpacht
zijn is het geen bezwaar de desbetreffende kavels te combineren
met die van de pachter.
Een groot deel echter is in eigen gebruik, dan wel uitgegeven in
„losse" pacht. Het gevolg hiervan is helaas dat het aantal kleine
burgerkavels, die apart geprojecteerd moeten worden, zeer groot is,
waarmee schrijvers in hun betoog in het geheel geen rekening
hebben gehouden.
Opmerking 2: Het aantal kavels per bedrijf.
Geconcludeerd wordt op pag. 347:
.Derhalve mag worden gerekend met een kavelgrootte die gelijk
is aan 1/3 van de bedrijfsgrootte enz."
Deze aanname is niet in overeenstemming met de praktijk; deze
leert nl. dat het aantal kavels per eigendom stijgt tot een zeker
maximum, naarmate de eigendom groter wordt, om dan geleidelijk
weer af te nemen. De zeer kleine bedrijfjes van 1 a 2 ha krijgen
gemiddeld hoogstens twee kavels (een graskavel en een akker),
terwijl de normale bedrijven van rond 10 ha bepaald goed verkaveld
zijn als zij gemiddeld 3 1/2 kavel terug krijgen.
In dit verband is het interessant te weten hoe de werkelijke
cijfers liggen in een bepaald geval. De ruilverkaveling Welschap
3«3