Een bewering die kennelijk uit de lucht gegrepen is, signaleer ik op pag. 356, waar ongeveer in het midden van deze bladzijde staat: „Indien deze wegen op 1500 m van elkaar liggen en ze in verband met bebouwing, de noodzaak om ter plaatse grote kavels toe te delen, en dergelijke, nog voor ca. 75 kunnen dienen voor het toedelen van kleine kavels, dan kan het aantal m insteekweg per ha met ca. 5 m worden verminderd". De feiten liggen weer geheel anders: Bij een 50-tal verkavelingen, gereed gekomen in de jaren 1950- 1960, lag de afstand tussen de dwarswegen gemiddeld nog belangrijk beneden de 1000 m. Voorts is op grond van een wetenschappelijke analyse het dwarsweg-benuttingspercentage waarvoor dwarswegen dienen ter ontsluiting) berekend op 12 met een spreiding van 6 waarbij ik tevens memoreer dat in de praktijk deze 12% niet is gehaald. Ik vraag mij af: hoe komen schrijvers aan deze gegevens? Hebben zij de wezenlijke problemen wel onderzocht In dit verband wil ik tevens een misvatting corrigeren die in de kringen van de Cultuurtechnische Dienst leeft, nl. dat het ontsluitingseffect (het algemene wegenbenuttingspercentage) ligt in de orde van grootte van 80 a 85 of rond 5/6. Stel de gemiddelde lengte-breedte verhouding van een vak op q en het dwarsweg benuttingspercentage op D, dan is het ontslui- tmgseffect Het getal q is te berekenen en schommelt om 5/3 met een spreiding van 0,2. D is te berekenen en schommelt om 0,12 met een spreiding van 0,06. Gemiddeld zal E dus zijn: p 5/3 0,12 8/3 °>&7- De spreiding die hierbij hoort is 0,036, waarbij ik opmerk dat er enige correlatie is tussen q en D, waardoor een afronding naar boven op 0,04 alleszins redelijk lijkt. Dat E op 0,67 kan worden aangenomen geldt in het algemeen. Voor een bepaald geval is het ontsluitingseffect natuurlijk veel nauwkeuriger te berekenen. Zo vond ik voor de verkaveling Dorp en Eind in de gemeente Someren: q 1,56, D 0,08 en£= 0,64 0,02. De spreiding die namelijk overblijft zit in D, waar nog een onbekende in blijft, die op grond van globale cijfers is benaderd, doch pas exact kan worden berekend nadat het toedelingsplan is gereed gekomen. 3io

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 56