325
Ontwikkelingsgebieden. Hoewel het verslag naar aanleiding van
brieven uit Cambodja en Somaliland en het gesprek met de Directeur
van het Bureau voor Internationale Technische Hulp tot de
Sectie „Buitenland" behoort, vormt het een apart gedeelte. Het
betreft hier immers landen, die aan het begin van hun ontwikkeling
staan. Werd het geodetische werk in vroeger jaren uitgevoerd door
Europese particuliere ondernemingen of Europese overheids
instellingen (o.a. British Colonial Survey, Engelse en Amerikaanse
spoorwegondernemingen), tegenwoordig wordt dit werk in toe
nemende mate uitgevoerd in het kader van de internationale
technische hulpverlening. Genoemd kunnen worden: T.A.O.,
F.A.O., U.N.R.W.A.
De pas zelfstandig geworden landen geven er steeds meer de
voorkeur aan deskundigen te ontvangen van bovengenoemde
instellingen, i.p.v. deze hulp te moeten aanvaarden van de vroegere
koloniale mogendheden. Engeland en Frankrijk verlenen echter
nog wel technische hulp aan hun vroegere koloniën. Verder wordt
veel hulp verleend met bilaterale hulpprogramma's van U.S.A.,
Rusland, etc. Hier liggen voor Nederlandse geodeten weinig moge
lijkheden. De toekomstige ontwikkeling is zeer onzeker. Op het
ogenblik kan gesproken worden van een hausse in de technische
hulpverlening. Dat deze hausse voor een groot deel wordt bepaald
door de grote welvaart in diverse westerse landen, maar vooral
ook door de politieke spanningen tussen Oost en West, zal een
ieder duidelijk zijn. Een baisse in de toekomst moet niet uitgesloten
worden geacht.
Door de diverse internationale organisaties zijn enkele geodetisch
ingenieurs uitgezonden. In het algemeen vraagt men geodetisch
ingenieurs met een rijke ervaring, die specialist moeten zijn in een
bepaalde sector van de landmeetkunde (bijv. kadaster, fotogram-
metrie, cartografie of topografie). Voor jonge ingenieurs is er weinig
plaats. Het blijkt vaak moeilijk te zijn de desbetreffende specia
listen te krijgen. De specialisten die voor het werk in aanmerking
komen hebben zich meestal reeds een goede positie verworven. Men
zal slechts zelden bereid zijn deze positie op te geven voor een
contract van i a 2 jaar.
De ontwikkelingslanden eisen van de deskundige een academische
opleiding, hoewel dit veelal, gezien het te verrichten werk, niet strikt
noodzakelijk is. Dit hangt samen met het feit dat de leidinggevende
personen in de ontwikkelingslanden veelal geen hulp wensen te
aanvaarden van middelbare krachten uit de ontwikkelde landen.
Wat de functie en de plaats van de geodetisch ingenieur betreft,
kan worden gesteld dat deze zeker in overeenstemming is met zijn
status van ingenieur. In het algemeen wordt van de deskundige,
behalve zijn specialistische kennis, het nodige inzicht en organisatie
talent vereist om andere dan zuiver geodetische problemen op te
lossen. Dit vraagt een brede kennis en belangstelling. Soms bestaat
de mogelijkheid aan een bepaald ontwikkelingsproject te worden