eniging van Nederlandse Gemeenten in het leven te roepen bureau. Gedacht wordt aan een vorm zoals die reeds is gekozen voor het efficiënt invoeren van een uniforme gemeentelijke administratie door middel van het registratuurbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het is bepaald geen sinecure om een kabel- en leidingkaarten- archief voor de middelgrote en kleinere gemeenten op te bouwen uit de onvolledige en vaak gebrekkige gegevens van de onder grondse situatie, aangevuld met eigen opsporingen, ontgravingen en inmeting, zoals uitvoerig werd beschreven in de artikelen in het tijdschrift Publieke Werken van januari 1954, „Over kabel- en leidingenkaarten" en van november 1959, „Over rioleringskaarten" geschreven door L. W. van den Muijzen- BERG-ing. Een particulier bureau dat in dit soort werk is gespecialiseerd, zou hiertoe door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten kunnen worden aangetrokken om dit eenmalige werk op te zetten. Dit geeft de gemeentelijke autoriteiten de zekerheid dat een deugdelijk archief, volgens de modernste inzichten en de laatst ingevoerde normen, op de mees: efficiënte wijze wordt opgebouwd. Bovendien kan een dergelijk bureau de opleiding verzorgen van die krachten, die nodig zijn voor de administra tieve, landmeetkundige en bedrijfstechnische bij houding van dit archief. Overwogen dient te worden of hiertoe niet een bepaald diploma moet worden ingesteld, dat een zekere garantie geeft voor het vakmanschap van de omgeschoolde functionaris(sen). Hier zal dus landmeetkundig vakmanschap moeten worden gepaard aan bedrijfstechnisch inzicht, waardoor tevens een soepele samenwerking tussen de bedrijven en diensten kan worden verzekerd. Conclusie In het voorgaande is getracht de economische wenselijkheid aan te tonen van het instellen van een leidingenkadaster, omdat steeds groter bedragen ondergronds worden geïnvesteerd zonder enige uniformiteit, vaak zonder rechtszekerheid en met zeer gebrekkige registratie en kaartering. De invoering van de fotogrammetrie bij het Kadaster maakt het mogelijk een groot deel van de hiervoor vereiste moederkaarten op weinig kostbare wijze te leveren. Het bijhouden van deze kaarten zal sterk gedecentraliseerd moeten geschieden. Het feit dat de „Staatscommissie" een zo ruime op dracht kreeg, maakt het mogelijk dit probleem te bezien binnen het raam van een algehele reorganisatie van het Kadaster. Het is gewenst, dat de Nederlandse Landmeetkundige Federatie, zo mogelijk met steun van belanghebbende diensten, een beroep doet op de regering om een Staatscommissie in het leven te roepen, die haar advies geeft omtrent een in te stellen leidingenkadaster. Deze Staatscommissie zou m.i. het beste een subcommissie 263

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 9