350
hoogtemeter. Immers, met behulp van radar wordt de in het al
gemeen voortdurend variërende afstand van de zich in het opmeet-
vliegtuig bevindende waarnemer tot de bodem bepaald, terwijl de
barometrische hoogtemeting, die met behulp van een hypsometer
met grote nauwkeurigheid kan worden uitgevoerd, tegelijkertijd
informatie verschaft over de hoogte waarop de waarnemer zich
boven een bekend referentievlak bevindt.
Daartoe is het gewenst, dat men zo veel mogelijk vliegt bij een
bepaalde druk en voorts dient de hoogte boven zeeniveau waarop
deze druk wordt aangetroffen, bekend te zijn. Men zou in principe
deze hoogte kunnen bepalen uit de ten minste om de twaalf uur
beschikbare aerologische gegevens, die op een groot aantal plaatsen
ter wereld met behulp van radiosondes worden bepaald, waardoor
men bijv. een indruk kan krijgen van het verloop van de hoogte
van het 700 mb-vlak in het gebied waar men wenst te meten. Aan
deze procedure kleven twee ernstige bezwaren.
In de eerste plaats moet de nauwkeurigheid, die men bij de
hoogtebepaling met de conventionele aerologische instrumenten
(de radiosondes) bereikt, voor het doel dat de landmeter zich stelt,
te gering worden geacht. Fouten van 10 tot 20 m in deze bepaling
zijn tot op hoogten van 5000 m normaal te achten. Op grotere
hoogte kunnen de fouten nog aanzienlijker zijn. Hoewel de meteoro
loog ook wel graag zou zien dat de aerologische metingen nauw
keuriger resultaten gaven en hij inderdaad tracht de fouten zoveel
mogelijk te reduceren, o.a. door het invoeren van de hypsometer
in de radiosonde, is voor hem het gesignaleerde euvel minder
storend, omdat hij zich niet in de eerste plaats interesseert
voor de absolute waarde van de hoogten, maar voor het hoogte
patroon dat zich, indien althans het waarnemingsnet niet al
te wijdmazig is, gewoonlijk met voldoende nauwkeurigheid laat
bepalen.
In de tweede plaats ondergaat de ligging van de diverse druk-
vlakken een dagelijkse hoogtevariatie, die weer het patroon
weinig beïnvloedt, maar natuurlijk wel de absolute waarde van de
hoogten.
De in de geodesie gangbare methode om tot nauwkeuriger resul
taten te komen is nu deze, dat men boven een gedeelte van het aard
oppervlak waarvan de hoogte bekend is, bijv. boven zee, met behulp
van radar de hoogte bepaalt van een in verband met de te verrich
ten meting uit te kiezen drukvlak en daarna zodanig vliegt, dat de
afstand tot dit drukvlak steeds gering blijft. De daarbij noodzake
lijk aan te brengen kleine correcties kunnen dan uit de hypso-
meteraanwijzing worden afgeleid. Het gaat er dus om, dat men op
ieder punt van de te volgen route de in het algemeen met de
plaats variërende hoogte van het gekozen drukvlak kent. Men
bepaalt deze hoogte uit de oorspronkelijke referentiemeting en de
drift van het vliegtuig.