359 echter dat ook in de tropen aanzienlijke versnellingen van de lucht kunnen voorkomen. Het lijkt dan ook onverstandig om de op de geostrofische bena dering toegepaste correctie toe te passen op een geografische breedte van minder dan 20°. Op een afstand tot de equator van minder dan 5°, bijv. in Suriname, is het toepassen van de geostrofische correctie bepaald ontoelaatbaar. Dat desondanks deze toepassing toch tot redelijke resultaten aanleiding schijnt te geven vindt zijn oorzaak in het feit, dat de helling van de drukvlakken nabij de equator slechts zeer gering is. De op basis van de geostrofische benadering toegepaste correctie is bij dezelfde windsnelheid eveneens veel kleiner dan op gematigde breedte. Men behoeft hiertoe slechts de waarde van sin 450 te vergelijken met die van sin 5°, resp. 0,707 en 0,087 (zie formule (5) Aangezien bovendien de windsnelheid nabij de equator veelal geringer is dan die op gematigde breedte, behoeft het niet te verwonderen dat opvallende fouten ten gevolge van de op zichzelf ongeoorloofde toepassing van de geostrofische correctie op lage breedte tot dusverre niet aan het licht zijn getreden. Met het voorgaande wil dan ook niet gezegd zijn dat aan de opmetingen, die bijv. in Suriname zijn verricht, belangrijke fouten kleven. Dit is echter uitsluitend een gevolg van het feit, dat de toegepaste foutieve correctie zo klein is. 4. De dagelijkse gang van de druk in de bovenlucht Voor zover de in figuur 1 geschetste en in 2 beschreven correctie methode toelaatbaar is, dient de meting zo snel mogelijk plaats te vinden na het bepalen van de hoogte boven bekend terrein van het daarvoor in aanmerking komende drukvlak. Zowel de luchtdruk aan de grond als de hoogte van de drukvlakken in de vrije atmosfeer vertonen namelijk een dagelijkse gang, die in hoofdzaak wordt veroorzaakt door de verwarming van de atmosfeer overdag en de afkoeling gedurende de nacht. Het verschijnsel doet zich dan ook het sterkst voor op lage breedte. Dat de luchtdruk, zoals bekend, toch een dubbeldaagse gang vertoont, is niet een gevolg van normale eb- en vloedwerking, maar van het feit dat de atmosfeer een eigen trillingstijd van ongeveer 12 uur bezit. De dagelijkse gang van de hoogte van de drukvlakken in de vrije atmosfeer kan niet uit de wind worden bepaald, omdat de desbe treffende hoogteveranderingen over een groot gebied vrijwel gelijk tijdig plaatsvinden en dus geen drukgradiënten ten gevolge hebben die in een constateerbare luchtbeweging resulteren. Dat betekent, dat wanneer men bijv. de hoogte van het 700 mb-vlak boven bekend terrein zou bepalen op het moment dat deze hoogte minimaal is en men zou pas gaan meten op het moment dat de hoogte maximaal zou zijn geworden, men een bepaalde nagenoeg constante fout zou maken. Er zijn met betrekking tot de dagelijkse hoogtevariatie van de drukvlakken in de vrije atmosfeer slechts weinig waarnemingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 25