375
materiaal en fotografische laag, restvertekening, refractie, enz.
Uit de opnamen kan slechts de totaliteit van al deze afwijkingen
worden bepaald. In de onderzochte foto's varieerde de standaard
afwijking van de beeldafwijkingen tussen 3 en 8 (x; de maximale
waarde bedroeg 22 u. De schrijver geeft als belangrijkste suggesties
tot verhoging van de nauwkeurigheid gebruik van maatvast film
materiaal en toepassing van ,,reseau"-fotografie.
De enkelbeeld- en beeldenpaarmethoden zijn wat de nauwkeurig
heid betreft ongeveer gelijkwaardig, terwijl ten opzichte van de uit
werking met het eerste-orde-instrument voor coördinaten en hoogte
een verbetering van gemiddeld ca. 20 valt te constaterenvoor
afstanden is dit percentage nog iets hoger, namelijk 30.
Uit een rechtstreekse vergelijking der metingen van kaarterings-
instrument en comparator is de invloed van het eerstgenoemde
nagegaan. Deze kan worden uitgedrukt in de formule m (3,9
5,3 b) x] m is hierin de standaardafwijking in de coördinatenmeting
alleen voorzover veroorzaakt door afwijkingen van het instrument
zelf, b is de modelbasis in dm. Voor convergentopnamen werd dit
resultaat nog extra bevestigd door onafhankelijke roostermetingen.
Hoofdstuk 7 geeft een kort overzicht van de uitgevoerde analy
tische aerotriangulatieseen strookvereffening van 6 modellen en
een blokvereffening van 9 modellen, beide met opnamemateriaal
van het gebied Barge.
De behaalde nauwkeurigheid was voor de strook dezelfde als voor
een enkel model (m 5,5 cm)de blokvereffening gaf minder goede
uitkomsten (m 12 cm). De gevolgde methode bestond bij de
strook hierin dat na formering van strookcoördinaten (volgens
Schut) door middel van een interpolatieformule van de 2e graad werd
aangesloten aan 5 terrestrische paspunten. Blokcoördinaten werden
gevormd met behulp van gelijkvormigheidstransformaties aan
gemeenschappelijke punten van de aangrenzende modellen. Het
geheel werd daarna aan 4 hoekpunten van het blok gelijkvormig
aangesloten.
In het slothoofdstuk worden de onderzochte problemen kort
samengevat en conclusies gegeven. Wat de camera's betreft is eT
geen voorkeur voor een bepaald type aan te geven als het alleen
om de nauwkeurigheid gaat. Uit economische motieven beveelt
de schrijver beperking van het aantal typen aan, en wel tot 21/18
normaalzicht en 15/23 wijdzicht. De grotere nauwkeurigheid van
platencamera's wordt weer te niet gedaan door de geringere model
oppervlakte. Convergentopnamen hebben geen bepaalde voordelen
door de optredende beeldafwijkingen.
Voor paspuntsbepaling door middel van aerotriangulatie lijken
analytische methoden een goede oplossing te bieden, evenwel is de
toepassingsmogelijkheid van analytische methoden van verschillen
de factoren afhankelijk; een algemeen antwoord is niet te geven.
Hoewel op enkele punten kritiek is geleverd en speciaal ook de
economische facetten door de auteur niet bijzonder diepgaand zijn