384 voor de documentatie van de oud-Nederlandse cartografie niet tot de Nederlandse lezerskring beperkt blijft. De schrijver beschouwt terecht het historisch-cartografisch materiaal als een onvervangbare erfenis, die karakteristiek is voor Holland met zijn internationaal gevestigde reputatie op het gebied van de 16de en 17de eeuwse cartografie (blz. 5)en hij vindt het beschamend, dat nu, ongeveer 70 jaar na het verschijnen van de toen verdienstelijke bibliografie van land en volkenkunde van P. A. Tiele (Amsterdam 1884) nog geen bibliografie bestaat van de Nederlandse atlassen van de 17de eeuw. Hij spreekt er zijn verwondering over uit, dat tot nu toe nergens een overzicht wordt gegeven van het rijke kaartenmateriaal (naar schatting ca. 160 000 stuks) in ons land (blz. 100). De schrijver verklaart dit o.a. hiermede, dat in Nederland niet, zoals elders, een centrale instelling bestaat, waar men de documen tatie van oude afbeeldingen, kaarten en atlassen van ons land bijeen vindt, en dat de kaartenverzamelingen hier te lande slechts onderdelen vormen van bibliotheken, archieven en andere instel lingen, die zich in de eerste plaats met andere zaken bezig houden; verder, dat aan de goede beschrijving van kaarten en een biblio grafie van atlassen problemen vastzitten, die men bij de beschrijving van boeken, archivalia en andere stukken niet ontmoet; met het gevolg, dat die beschrijving van kaarten en atlassen gebrekkig is of geheel achterwege bleef. Hiermede hangt samen, dat zij, die zich hier te lande met publikaties over oude cartografie bezig hielden, dit deden naast ander werk, zelden of nooit was het een hoofdtaak (blz. 6 en 9). Deze situatie brengt ernstige gevaren mede: als de studie van de cartografie, zoals tot nu toe, afhankelijk blijft van vrijwillige arbeid, dan is de continuïteit in de toekomst niet gewaar borgd. Dit gevaar kan men voorkomen als de studie van de ge schiedenis van de cartografie wordt toevertrouwd aan een Instituut van Hoger Onderwijs, dat de vereiste wetenschappelijke grondslagen kan leggen (blz. 6 en 9). Het loffelijk doel van dit proefschrift de eerste Nederlandse dissertatie op het terrein van de oude Nederlandse cartografie, moge het niet de laatste zijn! is in deze onbevredigende toestand verbetering te brengen. De schrijver bereikt dit doel (blz. 3) door: 1. het publiceren van een lijst van 186 in ons land bestaande grote en kleine verzamelingen van kaarten en atlassen (blz. 167-172), gevolgd door een kenschets van aard en omvang van die collecties hierbij een overzicht van die verzamelingen met, soms uitvoerige, historische beschouwingen over de vaak ingewikkelde samenstelling en lotgevallen met opgave van bestaande catalogi en verdere litteratuur; waarbij dan steeds de gesignaleerde oud-Nederlandse atlassen specifiek worden vermeld (blz. 173-271). 2. Een lijst van 66 in Nederland vóór 1800 verschenen atlassen, waarbij de verschillende uitgaven van elke atlas in chronologische volgorde is opgegeven. Dit is dan het uitgangspunt voor een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 48