343
afstand afhankelijk van de constructie tot 10 [xm/° C kan
bedragen, kan een verschil van 750 C in gemiddelde temperatuur
een verschil van 750 pm tussen beeld en beeldvlak betekenen.
Bedenkt men verder dat voor de scherpte-diepte van camera's van
deze kwaliteit de vuistregel geldt: scherptediepte (in (xm) 10 x
relatieve apertuur, hetgeen voor de TA go-V-camera op slechts
40 (xm uitkomt, dan ziet men dat zo'n camera gemakkelijk gede-
focusseerd kan worden.
Door enige vrijheid in de keuze van metalen en glas (vooral de
spiegels!) is het gelukt de temperatuurcoëfficiënt te brengen op
2,5 (xm 1° C. Dit is echter nog steeds niet te verwaarlozen.
Het resterende effect wordt gecompenseerd door vlak voor het
beeld een glazen plaat met variabele dikte aan te brengen (8, fig. 1),
waardoor de optische weglengte kan worden beïnvloed. De variatie
in dikte wordt verkregen door een glazen wig (met zeer geringe wig-
hoek) loodrecht op de lichtbundel beweegbaar te maken en deze
beweging te koppelen aan de regelthermostaat. Op deze wijze is
bereikt dat de temperatuurcoëfficiënt van de TA 90-V-camera nul
wordt.
Een ander temperatuureffect dat storend kan zijn is het volgende
elke planparalelle glasplaat, bijv. een vliegtuigvenster, kan door
ongelijkmatige temperatuur de optische afbeelding nadelig beïn
vloeden. Ook de voorste lens (het doublet 3, fig. 1) zou gemakkelijk
een ongelijkmatige temperatuur kunnen krijgen, indien de om
gevingstemperatuur van de camera laag is en de camera, en dus
ook de vatting van deze lens, een veel hogere temperatuur heeft.
Enkele mogelijke temperatuurverdelingen ziet men in fig. 3.
Deze temperatuurverdelingen zijn berekend voor een ronde glas
plaat met diameter 32 cm onder verschillende omstandigheden van
dikte (3 cm en 3 mm) en warmteoverdrachtscoëfficiënten (a in
Watt/m2 0 C) aan vóór en binnenzijde van de plaat, zomede ver
schillende randcondities. In het bijzonder toont kromme I een
plaat die een zeer ongelijkmatige temperatuur heeft: aan de rand
20° C, terwijl het midden io° C is. Nu is n is de absolute
brekingsindex, T de temperatuur) voor bijna alle glazen positief.
Daar het glas bovendien nog uitzet bij temperatuurverhoging, zal
aan de rand de optische weglengte voor de invallende stralen groter
zijn dan in het middeneen plaat die bij gelijkmatige temperatuur een
sterkte nul heeft, wordt een negatieve lens. Beeldvlakverplaatsingen
van enkele tienden van een mm werden geconstateerd; bovendien
wordt de sferische aberratie groter en de kwaliteit van de afbeelding
minder.
De remedie is duidelijk: vermijden van randefïecten door warmte-
isolatie van de rand, vermindering van de dikte van het doublet,
aanbrengen van stralingsschermen (1 en 2 uit fig. 1), waarvan één
tegelijkertijd als geelfilter dienst doet.
d 71