77 die met de tijd veranderen. Dat wil zeggen dat de satelliet op zeker tijdstip wel een stukje ellipsbaan doorloopt, maar dat de ellipsbaan met dit doorlopen alweer aan het veranderen is. Dus het volgende moment loopt de satelliet al in een andere ellips en zo gaat dat maar door. In wezen is de baan van de satelliet dus nogal ingewikkeld, maar met deze beschouwingswijze krijgen we enig overzicht en sluiten we aan bij de gebruikelijke astronomische aanpak van dergelijke vraagstukken, waarbij de variaties van de baanelementen worden behandeld als storingen. Bij nadere analyse blijken zowel seculaire als periodieke storingen in de baanelementen op te treden en wel langperiodieke en kort- periodieke. Anders gezegd: de baanelementen vertonen in het gemiddelde een zeker verloop met de tijd, dat periodiek wordt versneld en vertraagd. Hoe duidelijk deze effecten naar voren treden hangt natuurlijk nog af van de baan van de satelliet, dus van de weg die de satelliet door het zwaartekrachtveld neemt, maar ook, en wel in de eerste plaats, van het zwaartekrachtveld zelf. Maar dit zwaartekrachtveld kennen we maar zeer matig; we weten dan wel dat er een assym- metrie in zit, die met de afplatting van de aarde verband houdt en we weten ongeveer hoe groot die is; ook weten we dat eventuele andere afwijkingen klein moeten zijn ten opzichte van deze af plattingsterm, maar verder laten de zwaartekrachtsmetingen ons op dit punt toch in de steek. De baan van een satelliet laat zich daarom slechts voorspellen binnen de grenzen gesteld door de onzekerheden in onze kennis van het zwaartekrachtveld. Nu kan het zwaartekrachtveld buiten de aarde wiskundig worden beschreven met de zwaartekrachtpotentiaal, zodanig dat deze potentiaal ons volledig inlicht over de zwaartekracht in elk te kiezen punt. Deze potentiaal kan verder wiskundig formeel worden uitgedrukt door een reeks naar afdalende machten van de afstand tot het zwaartepunt van de aarde. De coëfficiënten van de diverse termen in die reeks zijn uitsluitend afhankelijk van de richting van de voerstraal vanuit het zwaartepunt van de aarde. Deze richtingsfuncties zijn elk bekend op een constante factor na. Dus die constante factoren zijn de enige nog te kiezen grootheden in deze zogenaamde bolfunctie-ontwikkeling en zij zijn het die deze ontwikkeling en daarmee de zwaartekrachtpotentiaal volledig bepalen. De onzekerheid in de kennis van het zwaartekrachtveld wordt hiermee dus blijkbaar teruggebracht tot de onzekerheid in onze kennis van deze factoren. Nu komen we terug op de zes met de tijd variërende baanelemen ten. Deze tijdafhankelijkheden kunnen enerzijds langs wiskundig- mechanische weg worden uitgedrukt in hypothetische waarden voor de onbekende factoren, maar anderzijds kunnen ze worden gemeten door de satelliet in zijn loop te bestuderen. En dit is het kenmerkende van een experiment, hier ons valexperiment; het toetsen van een hy pothese, de hypothese omtrent de waarden van de onbekende factoren.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 11