89 door de wetgever gegeven of indien wel van de wetgever uit gaande heeft deze geen rekening gehouden met de betekenis der registers2), dan ziet de schrijver daarin niet enkel een opruiming van die registers, doch tevens een opruiming van de uit die registers blijkende aanspraken. De bedoeling van zijn verhandeling nu, is na te gaan of de opruiming van aanspraken strookt met het wette lijk stelsel van onroerend goed. De schrijver stelt voorop, dat het negatieve (Franse) stelsel van publiciteit, zoals we dat ook in Nederland kennen, geen onderzoek naar de merites van de rechtshandeling vóór de in- of overschrijving kent. De wetgever verwacht dat na de publikatie wordt nagegaan of de koper inderdaad eigenaar geworden is, enz. M.a.w. in Neder land (ook in België en Frankrijk) dienen de burgers zich bezig te houden met titelonderzoek, een titelonderzoek dat zich soms kan uitstrekken tot het begin van de vorige eeuw, in ieder geval tot de tijd van de instelling der openbare registers. Wil het zo volledig mogelijk zijn, dan moeten die openbare registers vanaf hun ont staan steeds voor de burger toegankelijk zijn. Maatregelen, welke die toegankelijkheid bemoeilijken en als zodanig ziet de schrijver beide bovengenoemde opruimingsopdrachten moeten dan ook in strijd worden geacht met het Nederlandse stelsel van publiciteit. Alle hulpregisters, die tot nu toe als klapper op de in- en over schrijvingen dienden, passeren in hoofdstuk 6 de revue. In de eerste plaats de repertoires, die van 1811 tot 1938 als klapper dienst deden en naar de mening van de schrijver de enige klapper is, die aan zijn doel beantwoordde. Alle andere klappers, zoals het algemeen register, de kadastrale legger (het aanslagregister der grondbelasting- plichtigen, dat voor de overschrijving geen andere betekenis heeft dan aan een klapper valt te hechten) en register 69a zijn ingericht volgens de kadastrale indeling. Hoe ondoelmatig deze registers ook zijn samengesteld, toch kunnen ze niet gemist worden als sleutel om toegang te verschaffen tot de openbare registers. Met deze laatste vormen ze een ondeelbare eenheid. Opruiming van een deel der openbare registers maakt deze ontoegankelijk indien de klappers niet meegaan. Splitsing van de klappers is echter onmogelijk, daar ze daardoor onbruikbaar zouden worden. Hoofdstuk 8, waarin de kadastrale boekhouding aan een nader onderzoek wordt onderworpen, begint met de volgende conclusies: 1. „Met het wettelijk stelsel van onroerend goed is de opruiming niet te rijmen". (De opruiming heeft tot gevolg een aanzienlijke bemoeilijking van het titelonderzoek door de burger.) 2. „De klappers lopen over zekere tijdvakken. Splitsing van die De opruiming van de archieven der bewaringen, welke dateren vóór de invoering van het B.W., naar de Rijksarchieven is geregeld bij het K.B. van 21 oktober 1957 nr. 18. 2) Artikel 5 van het ontwerp-Archiefwet 1962 bepaalt dat archiefbeschei den ouder dan 50 jaar naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen worden over gebracht.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 23