Ondanks dit weinig vleiende oordeel besluit de schrijver, als hij tenslotte weer tot zijn eigenlijke onderwerp terugkeert, als volgt: Tot de plichten van de bewaarders, waaraan hoofdstuk 10 ge wijd is, behoort o.m. „om aan alle degenen die zulks verlangen, in zage te geven van hunne registers en een afschrift uit te leveren van de akten, welke op hunne registers zijn overgeschreven en van de bestaande inschrijvingen en aanteekeningen ofwel een getuigschrift, dat er geene bestaan" (art. 1265 lid 1 B.W.). Hoofdstuk 11 vangt aan met de woorden: „De plichten des be waarders zijn de rechten des burgers". De schrijver stelt dan de vraag: „Wordt de uitoefening van deze rechten door de opruiming bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt?" 9i De kadastrale kaarten werden op kleine schaal vervaardigd. Zodra die kaarten gereed waren, werden de te velde gemaakte notities (het zgn. veld werk) vernietigd. Terecht. Dergelijke aantekeningen hadden dan hun dienst gedaan. Het was immers om de kaart, de basis voor de schattingswerkzaam heden, begonnen. Hetgeen in de artt. 1219 en 1231 B.W. is opgenomen, mag niet tot ont wrichting van ons privaatrechtelijk stelsel van onroerend goed leiden. En ontwrichting van dat stelsel door kadastrale uitkomsten behoeft volstrekt niet plaats te vinden. Zolang de kadastrale gegevens globale gegevens zijn en een bescheiden rol vervullen, zal er van ontwrichting van het stelsel van onroerend goed door technici ook geen sprake zijn. Maar het wordt anders, zodra het kadastrale materiaal naar voren wordt geschoven. Met het ontstaan, de overgang en het tenietgaan van zakelijke aanspraken op de grond houdt het Burgerlijk Wetboek zich bezig. De afspraken tussen de burgers in zake aanspraken op de grond worden door het burgerlijk recht be heerst. De overschrijvingen en de inschrijvingen doen van privaatrechtelijke claims blijken. Doch het kadaster is een publiekrechtelijke of zo men wil een administratiefrechtelijk instituut. Kadastrale gegevens zijn publiekrechtelijke gegevens. Tussen aanspraken op de grond naar Nederlands burgerlijk recht enerzijds en de uitkomsten van kadastrale werkzaamheden anderzijds, valt wél te onderscheiden. De aanspraken en die uitkomsten behoren tot verschillende werelden. Tot verschillende rechtssferen. De principiële tegenstelling wordt nog verscherpt, indien de landmeters niet zoals de door de wetgever aan de Minister verstrekte opdracht dat zou doen verwachten globaal meten, doch zich met precisiewerk bezig houden. Indien aanspraken naar burgerlijk recht op de grond en uitkomsten van kadastraal precisiewerk over één kam worden geschoren, ontstaat een Baby lonische verwarring „Ik keer tot de opruiming terug. De Regering trof als gezegd maatregelen in dien zin, dat er geen overschrijving noch een inschrijving kan worden achterhaald tenzij via de kadastrale perceelsindeling. En nu het wonderlijke. Dezelfde Regering blijkt het initiatief te nemen tot de overbrenging van de openbare registers, op gezette tijden, van de bewaringen naar Rijksarchieven. Doch het kadastrale materiaal dient op de bewaringen achter te blijven. De Regering laat de openbare registers aan hun lot over De bezoekers van de Rijksarchieven zullen aan overschrijvings- en in- schrijvingsdelen mét de daarop passende sleutels behoefte hebben. Na de opruiming zal het in vele gevallen niet langer mogelijk zijn de in die delen opgenomen en met elkaar verband houdende publikaties te achterhalen. De desbetreffende aanspraken worden op deze wijze de facto illusoir gemaakt. Het is niet altijd gemakkelijk de gedachtengang van de Regering te volgen."

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 25