94 ons stelsel van onroerend goed wordt voorgelicht, is met dit stand punt in overeenstemming. Voorbeelden hiervan vinden we o.a. in: 1. Hoe werkt de Fiscus? (1952). In het hoofdstuk Kadaster en hypotheken wordt voor alles de aandacht gevraagd voor de kadastrale plans. Het principiële onderscheid tussen openbare registers en de klappers daarop (de leggers) wordt verdoezeld. Het apparaat (het kadastrale zou de rechten bepalen en vast leggen. 2. In een folder van het Departement van Financiën waarin o.m. voorkomt, dat men op de hypotheekkantoren aan de hand van kaarten (deze staan voorop) en registers kan vragen wie recht hebbende (meestal de eigenaar) is van een bepaald onroerend goed. 3. In een andere folder van datzelfde departement wordt o.a. ver haald, dat op de kadastrale kaarten nauwkeurig werd geregis treerd hoe het grondgebied in Nederland is verdeeld. Steeds wordt de indruk verwekt, dat eigendommen en kadastrale percelen identiek zijn. En dat de eigendomsgrenzen en de kadastrale grenzen samenvallen. Het standpunt van de Regering komt vooral tot uiting in de jongste kadastrale regelingen, waaronder in de eerste plaats de Algemene Instructie regelend de Dienst van het Kadaster. De vaststelling van deze nieuwe instructie in 1957 ter voldoening aan de delegatie vervat in art. 10 van de Wet op de Grondbelasting betekende een mijlpaal op de weg naar een kadastraal regime. Behalve de naam doen ook allerlei voorschriften van deze ministe riële regeling aan het rapport van de Commissie-HoF denken. Zo omvat volgens art. 6 lid 1 I.K. het boekhoudkundig gedeelte van de dienst van het Kadaster de teboekstelling van de zakelijke rechten op onroerend goed, welke is gegrond op de akten, over geschreven in de openbare registers. De Minister merkt dus de notities in een klapper op de naam van de kopers enz. voorkomende in bepaalde overschrijvingen als „teboekstelling van de zakelijke rechten op onroerend goed" aan. Eenzelfde tendens wordt aangetroffen in de bepalingen omtrent grensaanwij zing, die spreken van het oproepen van de „recht hebbenden" en „het aanwijzen van de nieuwe grenzen van eigen dom of ander zakelijk recht". Met titelonderzoek houden de Rijks ambtenaren van de landmeetkundige dienst van het Kadaster zich nimmer op. Het is dan ook onbegrijpelijk, hoe de Minister van Financiën er toe komt te menen dat aan zijn departement verbon den ambtenaren en nog wel ter gelegenheid van een bezoek aan het terrein zouden kunnen beoordelen of zekere publikaties al dan niet deugen. De kennisneming van geschillen van eigendom enz. enz. is bij uitsluiting overgedragen aan de Rechterlijke Macht (art. 2 van de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 28