98 Leidse Universiteit werd verbonden. En staat niet in de door Stevin voor deze school geschreven instructie dat men de ingenieurs, opdat zij hun land goed zullen kunnen dienen, zal leren „die arith- metique oft het tellen ende het landmeten", een en ander in combi natie met het vak „stedebouw", hetgeen het militaire aspect van de toenmalige opleiding accentueert De verleiding is groot U aan de hand van meerdere voorbeelden uit de historie aan te tonen dat ook in de praktijk ingenieurskunde en landmeten van meet af aan nauw verbonden zijn geweest en U namen te noemen van menig bekend vertegenwoordiger van deze gecombineerde techniek, zoals Mr. Adriaan Anthonisz (1543-1620), Jan Pietersz Dou (1572-1639) en Nicolaas Cruquius (1678-1754). Wie echter aldus het woord verleiding in de mond neemt wekt associaties aan een zonde! Deze zou in dit verband de zonde der eenzijdigheid zijn, daar uit de historie evenzeer het ontbreken van het genoemde verband kan worden gestaafd. Vervulde niet de oudste der bekende Hattinga's het ambt van dominee te Sluis in Zeeuws-Vlaanderen en was niet de vervaardiger van de bekende stedenatlas, Jacobus van Deventer (1500-1575), wis-en aardrijks kundige, doch geenszins ingenieur Om U aan te tonen dat aan de beoefening van de landmeetkunde bij de ingenieursopleiding bij voortduring voldoende ruimte werd gelaten, kan ik echter ook refereren aan de namen van enkele ver tegenwoordigers van die opleiding. Dat ik daarvoor nog eenmaal in de historie terugga en U de naam van Willibrord Snellius noem als een van hen die in de eerste decennia van het bestaan van de zojuist genoemde Leidse School pionierswerk verrichtte en zich daarmee onsterfelijke bekendheid verwierf, is welhaast onver mijdelijk. De naam van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius" getuigt nog heden van zijn faam. In recenter tijd waren het mannen als Cohen Stuart, Schols, Heuvelink en Schermerhorn die aan de Technische Hogeschool gelegenheid hadden de landmeetkunde te beoefenen op een niveau dat hen internationale erkenning deed verwerven. Dat dit niveau tevens het hoogste was dat in Nederland op dit gebied bestond, blijkt mede uit het feit dat diegenen, voor wie het landmeten een zo groot deel van hun dagelijkse bezigheden uitmaakte dat zij met de titel „landmeter" werden en worden aangeduid U zult be grijpen dat ik hiermee de landmeters van het Kadaster bedoel een deel van hun opleiding in Delft ontvingen tot voor hen in 1918 in Wageningen een afzonderlijke cursus werd opgericht. Dat het thans zin heeft aan de relatie tussen geodesie en civiele techniek opnieuw aandacht te besteden is derhalve zeker niet gegrond op een mogelijke tekortkoming bij de opleiding in het ver leden. Veeleer is dit een gevolg van een specialisatie, die zich in de landmeetkunde evenzeer voltrekt als in vele andere takken van de techniek. De hier bedoelde specialisatie vertoont duidelijke sporen in het onderwijs die, hoe kan het anders, parallel lopen aan

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 32