Beide facetten sluiten een kentering of omkering van deze ont wikkeling met grote zekerheid uit, zodat van een evolutie met blijvende gevolgen gesproken kan worden. Voor de civiel-ingenieur is hierdoor echter dc noodzaak zelf een gedegen kennis en ervaring op landmeetkundig gebied te hebben inderdaad sterk gereduceerd. Deze uitspraak geldt ook buiten het kader van de Rijkswaterstaat, daar analoge processen als hier geschetst zich ook bij Provinciale en Gemeentelijke diensten hebben voltrokken, terwijl ook reeds enige particuliere bedrijven zich van permanente geodetische hulp hebben voorzien. Men kan op deze gronden een verkorting van de studie in het vak landmeetkunde voor de civiel-ingenieur inderdaad verantwoord achten, doch men dient dan tevens vast te stellen dat de door hem geraadpleegde specialist, de geodeet, in staat moet zijn op de juiste wijze met hem samen te werken. De geodeet zal derhalve begrip moeten hebben voor de eisen die hem van de zijde der civieltechnici worden gesteld en ze moeten kunnen vertalen in praktische normen voor de uitvoering. In vele gevallen zal dit betekenen dat tussen beide partijen een gesprek plaats vindt, waarbij enerzijds eisen ge formuleerd worden, anderzijds de consequenties daarvan worden uiteengezet. In dit gesprek moet aandacht besteed worden aan de kosten van het landmeetkundige werk zowel als aan de inpassing van de met metingen gemoeide tijd in het tijdschema van de ont werper. Slechts op deze basis zal door de geodeet op de meest effi ciënte wijze de gevraagde landmeetkundige hulp kunnen worden verleend. Uit de zojuist geschetste maatschappelijke ontwikkeling kan de conclusie worden getrokken dat de huidige opleiding van de geodeet hem inderdaad in staat stelt op zeer goede wijze aan de hier geformu leerde eisen te voldoen. Een argument om in dit verband aan de fotogrammetrie bij zondere aandacht te besteden kan men er echter niet aan ontlenen. Zolang de civiel-ingenieur aan het resultaat van de metingen niet kan merken of zij langs fotogrammetrische dan wel langs terres- trische weg zijn verkregen, is deze onderscheiding voor hem niet interessant en zal hij de keuze tussen beide methoden graag aan de geodeet overlaten. Sedert jaren bestaat inderdaad de opvatting dat de fotogrammetrische methoden aan alle redelijke eisen voldoen als de uitkomsten niet te onderscheiden zijn van die welke langs ter- restrische weg kunnen worden verkregen. In hoeverre men er gemeenlijk in slaagt dit doel te bereiken is in eerste aanleg een kwestie van nauwkeurigheid. Alvorens tot ons hoofdthema terug te keren zullen derhalve aan laatstgenoemd aspect enige woorden worden gewijd. Beschouwen we de fotogrammetrische methode uit een oogpunt van nauwkeurigheid, dan blijken hier enige problemen te lig gen die nog om een oplossing vragen. Voor een mathematische behandeling van de vraagstukken die zich bij de uitwerking van ÏOI

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 35