stelt dat men van de aldus bepaalde parameters de gewichtsmatrix zou moeten kennen om er volledig profijt van te kunnen trekken voor het verder ontwikkelen van de theorie, dan is het wel duidelijk dat hiervoor nog veel werk verzet zal moeten worden. Of de hier genoemde en een aantal daaraan toe te voegen per fectioneringen van de bestaande werkwijze uit zuiver praktische overwegingen noodzakelijk zijn, is een vraag die slechts beantwoord kan worden door de nauwkeurigheidseisen die gewoonlijk gesteld worden, in de beschouwingen te betrekken. Hiermee wordt een onderwerp aangesneden dat zeer actueel is en in recente tijd van verschillende zijden werd benaderd. Meer algemeen geformuleerd gaat het hier om de vraag welke toleranties men voor metingen van verschillende aard dient te hanteren. Wanneer men dieper op dit onderwerp ingaat blijkt al gauw dat in vele gevallen de gebruikelijke nauwkeurigheidseisen niet zijn gebaseerd op datgene wat voor een bepaald doel nodig is, doch veeleer op datgene wat met een bepaald instrumentarium kan worden bereikt. De gevolgen kunnen soms zeer ingrijpend zijn. In de naoorlogse periode is dat duidelijk ge demonstreerd in enkele van de zogenaamde „ontwikkelingslanden" waar de uitvoering van fotogrammetrische kaarteringen werd aan besteed om op snelle wijze een basis voor economische of technische planning te verschaffen, onafhankelijk van het tempo waarin ter plaatse een eigen topografische dienst tot voldoende produktie kon worden gebracht. De eisen die hierbij voor de gewenste nauwkeurig heid werden omschreven bleken soms duidelijk geïnspireerd te zijn door Europese voorbeelden, waar zij echter lang geleden waren opgesteld voor terrestrische methoden. Het gevolg was dat de aannemingssommen zo hoog kwamen te liggen dat hiervoor de financiële middelen ontoereikend waren en het gehele project in gevaar werd gebracht. In het gunstigste geval, is men daarna tot het stellen van redelijker eisen overgegaan, doch dat neemt niet weg dat de veroorzaakte vertraging een niet te ramen schade aan de economische ontwikkeling van het land kan hebben toege bracht. Ook dichter bij huis kan men voorbeelden van het overtrekken van nauwkeurigheidseisen aantreffen. Wanneer in ons land ge vraagd wordt dwarsprofielen te meten over het tracé van een te ontwerpen weg of kanaal, dan wordt hiervoor meestal gebruik gemaakt van een waterpasinstrument voorzien van afstandsdraden. Voor het verkrijgen van voldoende nauwkeurigheid in de afstanden is het nodig de baakaflezingen tot in millimeters te verrichten. Men krijgt daardoor vanzelf ook de hoogten van de gemeten punten in millimeters uitgedrukt. Bij het toepassen van dit instrumentarium heeft het bovendien enige zin om deze nauwkeurigheid in de af lezingen te eisen, daar zij vrijwel geen extra tijd kost en een een voudige controle op meetfouten mogelijk maakt. Wanneer men echter op grond hiervan de eis stelt, zoals in de praktijk herhaalde lijk is voorgekomen, dat een profielmeting een tot op millimeters 103

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 37