io5 liggen binnen praktisch aanvaardbare en uitvoerbare grenzen. Hieruit kan derhalve de gevolgtrekking worden gemaakt dat een verbetering en verfijning van de huidige methoden voor toepassing bij civiel-technische werken niet strikt noodzakelijk is en dat een verder onderzoek in deze richting dus aan anderen kan worden overgelaten. Deze conclusie blijkt bij nadere beschouwing echter zeer aanvecht baar te zijn. De geciteerde cijfers hebben namelijk betrekking op het meten van vooraf in het terrein met witte schijven gesignaliseerde punten, zodat over de overeenkomst van het op de foto gemeten punt met het daaraan toegevoegde terreinpunt geen twijfel be stond. Voor niet vooraf gemarkeerde punten moet men echter rekening houden met het optreden van een idealisatiefout, waarvan dus de grootte afhankelijk is van het karakter en de soort van het gekozen voorwerp. Teneinde begripsverwarring te voorkomen is het gewenst dat in dit verband een terminologie ingang vindt, die analoog is aan hetgeen in de Handleiding voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster voor terreinmetingen is voor gesteld. Dit kan door bij waarnemingen op foto's onderscheid te maken tussen identificatie en idealisatie. Onder identificatie dient dan te worden verstaan het herkennen van het voorwerp dat moet worden gemeten, bijv. een sloot, heg, hek enz. De ideali satie karakteriseert dan de wijze waarop men dit, vaak matig scherp begrensde voorwerp, door een abstractie omzet in punten of lijnen. De mogelijkheden van identificatie, van herkenning dus, zijn af hankelijk van de gekozen fotoschaal en van de terreinkennis van de waarnemer. In vele gevallen is het veelmeer dit herkennings criterium dat doorslaggevend is voor de te kiezen schaal van de foto's, dan de nauwkeurigheid die men wil bereiken. Voor zover het de idealisatie betreft geeft de luchtfoto vaak betere uitkomsten dan een terreinmeting. Uit verschillende onderzoekingen is gebleken dat idealisatieverschillen tussen herhaalde metingen van eenzelfde object op het terrein vaak groter zijn dan wanneer men hetzelfde doet onder gebruikmaking van luchtfoto's. Ook in dit opzicht kan men in het algemeen zeggen dat het met luchtfoto's bereikte resul taat zeker niet onderdoet voor dat van een terreinmeting. In deze zin moet het accent echter wel gelegd worden op de uitdrukking „in het algemeen". Er is namelijk een grens aan de idealisatienauwkeu- righeid op een fotografisch beeld als gevolg van de beperkte weer gave van details. Dit blijkt het duidelijkst wanneer metingen worden gedaan van niet symmetrische objecten zoals hoeken van huizen en dergelijke. Het identificeren of herkennen levert hier geen moeilijkheden op, maar de idealisatienauwkeurigheid is belangrijk kleiner dan die op het terrein. Naast de beperkingen die hiervoor gelegen zijn in de korrelstructuur van de weergave op de foto, treden nog allerlei misleidingen op door de wijze waarop verlichtings- verschillen en schaduwen van de voorwerpen als contrastverschillen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 39