io6 op de foto worden vastgelegd. Dit verklaart onder meer waarom tot op heden nog steeds wordt volgehouden dat een kaartering van bebouwde gebieden uit luchtfoto's tot teleurstellingen moet leiden. Het is echter geenszins uitgesloten dat deze teleurstellingen in hoofdzaak een gevolg zijn van het onvoldoende rekening houden met de specifieke eigenschappen van het gebruikte medium, in dit geval van de combinatie: licht, lens en emulsie. Wanneer de hieraan inherente wetmatigheden tot in detail bekend zijn en kunnen worden samengevat of vertaald in een aantal eenvoudig te han teren regels voor het meten van dergelijke voorwerpen, is een beter resultaat waarschijnlijk bereikbaar. Het heeft dus grote praktische betekenis in deze richting een intensief onderzoek in te stellen. Tot op heden is dit onderdeel van het proces schromelijk verwaarloosd. Ditzelfde geldt meer in het algemeen voor het onderzoek naar de eigenschappen van de fundamentele metingen die worden verricht. Voor een groot deel hangt dit echter ook samen met de noodzaak om voor een kwantitatieve vastlegging en een analyse van de ver schijnselen een vergelijking te maken van terrestrische en fotogram - metrische metingen. De resultaten van deze vergelijkingen omvatten uiteraard ook de invloed van de storende factoren die reeds eerder werden genoemd en waarvan gezegd werd dat zij behoren tot een categorie waarvan het onderzoek aan anderen kon worden over gelaten. Hieruit moge duidelijk zijn dat een onderzoek, dat niet als geheel wordt opgezet en met alle factoren rekening houdt, weinig kansen op succes biedt. Het bestuderen van voor civiel technische toepassingen van de fotogrammetrie belangrijke ver schijnselen kan derhalve niet gescheiden worden van dat van de verschijnselen van algemene aard. Hiervoor bestaat bovendien nog een ander argument, waarover tot dusver niet werd gerept. Een belangrijke kostenbesparing op het noodzakelijke terreinwerk kan worden bereikt door het toe passen van de fotogrammetrische triangulatie als methode voor het verdichten van bestaande puntennetten. Hiervoor is een maximale nauwkeurigheid vereist en elke verbetering daarvan kan wezenlijke economische voordelen bieden. Tenslotte mag niet onvermeld blijven dat de zogenaamde ter restrische fotogrammetrie, waarbij de opnamen worden gemaakt van standplaatsen op de grond, eveneens voor civieltechnische doel einden van nut kan zijn. Men denke bijvoorbeeld aan de uitvoering van deformatiemetingen, aan constructies onder variabele belastingstoestanden. De bij dit soort metingen voorkomende modellen hebben veelal een veel grotere uitgestrektheid in diepte richting dan bij luchtopnamen voorkomt. De eisen die daarbij ge steld worden aan een nauwkeurige reconstructie van de stralen bundel zijn dienovereenkomstig hoger. Ook in deze gevallen is dikwijls het uiterste aan nauwkeurigheid noodzakelijk. Uit de voorgaande beschouwing kan men de gevolgtrekking maken dat de vraag, of met behulp van de fotogrammetrie resul-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 40