io9
de taak van laatstgenoemde behoren om op de zojuist genoemde
mogelijkheden te wijzen en ze te plaatsen naast of tegenover de
resultaten, welke zonder gebruik van luchtfoto's te verwachten
zijn. Hij zal een beslissing omtrent de keuze van de methode niet
meer zónder het raadplegen van zijn gesprekspartner kunnen
nemen en zal zich moeten realiseren dat hij hier een eerste ver
schijningsvorm heeft ontmoet van de groeiende overlapping tussen
hun beider belangensferen.
Wenden we ons nu tot de kwantitatieve informatie, die aan de
foto ontleend kan worden, dan dient allereerst te worden vast
gesteld dat deze tot voor kort aan de ingenieur vrijwel uitsluitend
werd verschaft in de vorm van uit foto's getekende kaarten,dus in
„grafische" vorm. Dat men in recente tijd, mede door een beter
inzicht in de vereiste nauwkeurigheid, ook profieltekeningen met
behulp van luchtfoto's maakt, heeft hierin geen verandering
gebracht.
Bij de uitwerking van zijn ontwerp gaat de ingenieur ook voor
een groot deel volgens grafische of halfgrafische methoden te werk,
zodat er van zijn kant weinig behoefte bestaat om in de vorm waar
in hem de resultaten van het landmeetkundige werk worden ge
presenteerd, verandering te brengen.
Dit moge dan verklaren waarom deze werkwijze jarenlang als
bevredigend werd beschouwd, het heeft tevens tot gevolg dat men
de veranderingen die zich thans op dit gebied voltrekken zonder
veel overdrijving als revolutionair kan kenschetsen.
Vele fotogrammetrische instrumenten zijn in de huidige tijd van
een automatische registratieapparatuur voorzien, waarmee de
coördinaten van alle aangemeten punten direct op ponskaarten of
ponsband worden vastgelegd. Na het aanbrengen van de, door het
gevolgde procédé bepaalde, correcties en het uitvoeren van een of
meer lineaire transformaties verkrijgt men van dezelfde punten
coördinaten in het stelsel waarin gewerkt wordt. Hiervoor zal in
Nederland gewoonlijk het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting wor
den gekozen. De inschakeling van moderne rekenautomaten heeft
de uitvoering van deze omvangrijke en vroeger zeer tijdrovende
berekeningen binnen het bereik van het praktisch mogelijke ge
bracht, met het gevolg dat deze werkwijze zich zeer snel verbreidt.
In algemene zin sprekend kan men stellen dat de uitkomst van
de rekenmachine overeenkomt met een afbeelding van het terrein,
nu echter in digitale vorm. De vraag rijst of hiermee op dezelfde
wijze gewerkt kan worden als met het grafische resultaat waaraan
men gewend is. Bij het beantwoorden van deze vraag zij allereerst
opgemerkt dat de digitale vorm zonder moeite in een grafische kan
worden omgezet door de ponsband toe te voeren aan een automa
tische coördinatograaf, die de geregistreerde punten kaarteert. In
de meest perfecte uitvoeringsvorm kan dit instrument ook de
punten met lijnen verbinden en derhalve een getekende kaart
produceren. Ook zonder deze fase kan men met het digitale terrein-