n6 5 Door analyse van in i960 en 1961 gereed gekomen ruilverkave lingen heeft hij een empirische methode ontwikkeld om de kavel grootte-verdeling te bepalen. Hierbij wordt de waarde G gebruikt. Dit is de gemiddelde grootte van het bezit in een ruilverkaveling. In het voorbeeld op pag. 313 is Korver uitgegaan van G 3,2 ha. Deze waarde zal ook ongeveer gelden voor de door ons in beschouwing genomen oude bouwland zandgronden en oudere ontginningsgronden. In de tabel 1 zijn de kavelgrootte-verdeling volgens de methode van Korver en onze methode vergeleken. Het verschil is benaderd, omdat de grenzen van de kavelgrootte-klassen verschillen. Tabel 1. Kavelgrootte-verdeling na ruilverkaveling Methode Methode Korver i Oostra en Visser Benadering van -vprQrhil in kavelgrootte- klassen in ha in van de oppervlakte kavelgrootte- klassen in ha in van de oppervlakte van de oppervlakte 0,0 0,8 7.8 0,3 1,0 5 0,8 1,6 11.4 1,0 1,7 10 0 1,6 3,2 25.2 1,7 3.3 35 10 3.2 4.8 18,3 3.3 5,0 25 5 4,8 37.5 5.0 25 10 Uit tabel 1 blijkt, dat volgens de methode van Korver zowel meer kavels kleiner dan 1 ha voorkomen als kavels groter dan 5 ha. Afgezien van de spreiding in de percentages bij beide methoden, moet worden gesteld dat de oorzaak van de verschillen vooral moet worden gezocht in het feit, dat door Korver hele ruilverkavelingen zijn geanalyseerd, terwijl wij ons beperkt hebben tot de complexen bouwland zonder bebouwing (kleine kavels) en boscomplexen (grote kavels). Ook andere grote eigendommen komen hier weinig voor en indien dit wel het geval is dan zijn deze veelal aan meerdere boeren verpacht. De grootte van de eigendomskavel is in dit geval een foutieve benadering voor de toelaatbare diepte van een kavel. Deze kaveldiepte moet gebaseerd zijn op de toelaatbare diepte der gebruikskavels. Uit het voorgaande blijkt, dat de door ons benaderde kavel grootte-verdeling om verklaarbare reden enige afwijkingen vertoont met die van Korver. Als antwoord op de punten 1, 2 en 3 kan dan ook worden gesteld, dat de juistheid van de door ons benaderde kavelgrootte-verdeling eerder door de heer Korver wordt aangetoond dan ontkend. Een bezwaar van beide methoden is, dat wordt gewerkt met gegevens die vrij spoedig zijn verouderd (zie tevens beantwoording van punt 8)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 50