linkerbovenhoek blijve voorshands buiten beschouwing. Deze zijn te vervangen door twee percelen van normale grootte. De volgende notatie is ingevoerd: b breedte van de kavel l lengte van de kavel l p X b B breedte van het vak B 2 X l L lengte van het vak L q x B De omsluitende wegen worden verondersteld ook te dienen voor percelen aan de buitenzijde van dit vak, zodat ze slechts voor de helft in onze berekeningen meetellen. De lengte aan wegen is dan per vak B -j- L (in hm) en de oppervlakte van het vak is B x L (in ha). De hoeveelheid hm weg per ha is dus: =1+1=W B x L B L W weglengte in hm per ha). Voor de waarden B en L zijn geen statistische gegevens aanwezig; wel zijn gegevens bekend over de oppervlakten van de kavels, zodat B en L hierin zullen worden uitgedrukt. De oppervlakte van de grote kavels is (zie tekening) 01 b x l. Daar l p x b gesteld was, wordt l2 p X bl p X 01 dus l p0lt waaruit volgt B 2]! p 01 L 2q^ p Öx. Deze waarde substituerend in de formule voor W geeft B L B\ q) q)2]/p01' Bij een verkaveling zal men niet, zoals in de IJsselmeerpolders, een aantal vrijwel gelijke kavels te projecteren krijgen. Integendeel, de oppervlakten kunnen vrij sterk uiteenlopen, doch schommelen uiteraard om een vooraf (min of meer nauwkeurig) te bepalen gemiddelde. In het algemeen zullen de aan agrarische bedrijven toe te delen kavels van grotere omvang zijn (bijv. 2,5 a 3 ha), terwijl tevens nog diverse kleine kavels moeten worden geprojecteerd van eigenaren, wier totale bezit pleegt te liggen in een grootte-klasse van 0,5 a 3 ha. Nu is op het „kopeinde" van ieder vak nog gelegenheid om kleine- 121

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 55