re kavels te projecteren, die toegang hebben van de dwarsweg af
(zie tekening links boven).
De gemiddelde kaveloppervlakte in het vak wordt:
0 waarin r het quotiënt is van het werkelijke kavelaantal,
r
gedeeld door het aantal grote kavels dat in het blok zou gaan.
In de tekening van het voorbeeld is dus (voor het halve vak)
8
Aangezien l p ()1 wordt nu ypxrO en
q!2]/prO
In de praktijk wordt ft gewoonlijk aangehouden op 3, terwijl voor
de IJsselmeerpolders de factor q aan de ruime kant genomen kan
worden, doch r is gelijk 1 in dit gebied.
Voor q 2 wordt
=r„„di5x _P;
l ?M'ï<a 3.5 Vo, l/o,
voor q 2,5 wordt
W rond X ^7=
3,5 IlOx ]/01
De teller van deze breuk geeft een vrij constant getal aan, zo
dat wij stellen:
C 1 -1 (C wegenfactor)
q/2lftr
en de formule voor de weglengte dus wordt
c
W y= (in hm per ha).
In de formule voor de wegenfactor zijn 3 grootheden opgenomen,
die om een zeker gemiddelde schommelen, nl. ft, q en r.
ft - de lengte - breedteverhouding van de kavels. Zoals gezegd
b
pleegt men hiervoor 3 aan te nemen. Dit impliceert niet, dat deze
factor een onveranderlijke grootheid is. Het is m.i. zeer waarschijn
lijk dat men (o.a. door de voortschrijdende mechanisatie in de land-
122
10
r 1,25.
W= (1
TT T j I>4 1 °>4°