130 De felicitaties van het bestuur gaan ook uit naar die collega's, die dit jaar promotie hebben gemaakt, vooral door het nieuwe promotiebeleid, waartoe vorig jaar, als gevolg van de actie van onze vereniging, werd besloten. De heer G. Jacobs, voorzitter van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius", wekt de aanwezigen op tot bijwoning van het te Delft te houden symposium over de toekomstmogelijkheden van de geodetische ingenieur. De voorzitter sluit zich hierbij aan en verklaart de vergadering voor geopend. 2. Notulen. De notulen van het openbare gedeelte van de algemene ledenvergadering van 21 oktober 1961, zoals gepubliceerd in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, jaargang 77, nr. 6, worden onveranderd vastgesteld. 3. Verslag. Het verslag ingevolge artikel 14a van het huishoudelijk regle ment, zoals gepubliceerd in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeet kunde, jaargang 78, nr. 5, wordt onveranderd goedgekeurd. 4. Bestuursverkiezing. In de vacature Van Berk wordt bij enkele kandi daatstelling de heer W. van Berk herkozen. De voorzitter wenst de heer Van Berk geluk met zijn herverkiezing. De heer W. van Berk dankt de vergadering voor het in hem gestelde vertrouwen. 5. Samenstelling afdelingen. De voorzitter deelt mede, dat tengevolge van de opheffing van de kantoren Utrecht-BLW, Tiel-LD en Amersfoort-LD de Afdeling Utrecht toenadering heeft gezocht tot de Afdeling Amsterdam. Het voorstel de Afdelingen Utrecht en Amsterdam samen te voegen tot één nieuwe Afdeling Amsterdam wordt zonder discussie aangenomen. 6. Bespreking N.L.F. Van de zijde van de N.L.F. zijn geen mededelingen te doen. De voorzitter deelt daarop mede, dat het in het voornemen ligt om in april '63 een studiedag en in het najaar van '63 een congres te organiseren. 7. Vertegenwoordiging in het N.L.F. Conform het voorstel van het bestuur worden voorzitter en secretaris aangewezen als vertegenwoordigers van K. en L. in het hoofdbestuur van de N.L.F. 8. De verenigingsstructuurDe voorzitter wijst er op dat artikelen over dit onderwerp voorkomen in de Organen nrs. 46, 48 en 49. Reeds enige jaren is men doende om te zoeken naar een meer bevredigende en meer bij de gewijzigde omstandigheden aangepaste structuur van de landmeetkundige verenigingen. In oktober 1955, dus 7 jaar geleden, stelde het hoofdbestuur van de N.L.F. een commissie in, die de opdracht had te onderzoeken welke de meest gewenste structuur van de N.L.F. zou zijn. Het instellen van deze commissie demonstreert reeds, dat men zich toen al afvroeg of het vereni gingspatroon nog wel juist was. Ruim drie jaar later is het rapport van deze commissie gepubliceerd in het Tijdschrift. De commissie adviseerde om de bestaande structuur te handhaven. Inmiddels zijn weer enige jaren ver lopen en de omstandigheden gewijzigd. De wijzigingen in de omstandigheden voltrekken zich in een snel tempo. Hoe moeilijk zou het bijv. in 1953 (Com missie Greve) zijn geweest de huidige streefformatie, met een groot aantal technische ambtenaren, aan de dienst te verkopen, terwijl we nu bezorgd zijn dat de jaarlijkse aanvoer van technische ambtenaren onvoldoende zal zijn. De ontwikkehng van het vak is weerspiegeld in de opleiding. De instel ling van de studie voor geodetisch ingenieur was een duidelijke stap vooruit in de verheffing van het aanzien van het vak. De opleiding van technische ambtenaren moest toen wel volgen. Deze ontwikkeling is van grote invloed geweest op de taak en de positie van de academisch gevormde geodeet. Zoals Ir. W. J. J. van Lent ook al heeft geschreven, was de landmeter voorheen de solitair werkende, enige beoefenaar van de landmeetkunde;

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 64