134
in dat de omstandigheden nu anders zijn dan voorheen. Niet de organisatie
is beslissend, maar wel de activiteiten van de leden van de diverse
gToepen.
De voorzitter betoogt dat de N.L.F. geen academische vereniging is. Ook
onder de gewijzigde omstandigheden is het onderling contact tussen de vak
genoten van belang. Bovendien ontvalt aan de N.L.F., in zijn huidige vorm,
toch zijn bestaansgrond, omdat de vereniging van de Indische collega's al
eerder werd opgeheven, de vereniging van de hoofdambtenaren zal worden
opgeheven, zodat van de oorspronkelijke vijf deelgenoten er nog drie over
blijven. De Ned. Ver. voor Fotogrammetrie heeft in de N.L.F., in zijn huidige
vorm, nauwelijks interesse, zodat eigenlijk maar twee leden resteren. Bij een
eventuele fusie zal de huidige N.L.F. dan slechts één lid hebben. Indien er
geen fusie komt, zal de Vereniging van CL's en GI's haar eigen gang gaan.
Een deel van haar leden zal aansluiting bij het KIVI zoeken, waardoor de
versnippering nog groter zal worden. Het huidige bestel daarentegen vraagt
juist om bundeling.
Prof. ir. G. F. Witt, niet sprekende als voorzitter van de N.L.F. daar
zullen anderen voor moeten zorgen, als voorzitter gaat hij er toch uit
meent dat er nu weer een federatie komt. Wellicht iets directer, maar veel
verschil is er niet. De Ned. Ver. voor Fotogrammetrie pleit al voor een nieuwe
N.L.F. Wat kan het bestuur van deze toekomstige N.L.F. meer doen dan nu.
Het is slechts een herhaling van de geschiedenis. De afstand tussen de indi
viduele leden zal blijven bestaan. Ook in de huidige N.L.F. is meer activiteit
mogelijk. In het huishoudelijk orgaan van de Ver. van CL's en GI's is te
lezen dat er zoveel onderwerpen zijn die de moeite van het bespreken waard
zijn. Het Hoofdbestuur van de N.L.F. hoort er echter nooit iets van. Spreker
vraagt zich af wat de initiatiefnemers eigenlijk bezielt. Spreker begrijpt het
niet. De naam van de N.L.F. geeft een wetenschappelijke doelstelling aan.
De nieuwe vereniging stelt zich in de orde van een vakorganisatie. In de
keuze van de naam moet naar voren komen dat het accent op de wetenschap
ligt. Spreker meent, dat, met een statutenwijziging van de N.L.F., een directe
verkiezing mogelijk zal zijn. Juist nu de vakvereniging van hoogleraren is
ontbonden zou er weer een nieuwe binding worden opgelegd. De Ned. Ver.
voor Fotogrammetrie zal in de nieuwe opzet geen rol spelen. Het contact
met de Ned. Ver. voor Fotogrammetrie is echter niet zo los.
De voorzitter herhaalt dat de nieuwe vereniging geen federatie is. Aan
de secties is een zeer beperkte taak toegedacht, namelijk alleen de vakvereni-
gingsbelangen. In een federatiebestuur heeft men zitting als mandataris.
De voorstellen van de Ned. Ver. voor Fotogrammetrie zijn, óók voor het
bestuur van K. en L., nieuw. Maar wel is duidelijk dat de nu voorgestelde
constructie geheel anders is bedoeld dan de huidige N.L.F. Examen en
internationale contacten gaan naar de nieuwe N.L.F. Een jaarlijks terug
kerend congres is zeker niet te verwachten. Mogelijk een gezamenlijke
manifestatie (congres met tentoonstelling) zo om de vier a vijf jaar. De
deelnemende verenigingen zullen hun jaarlijkse bijeenkomsten behouden,
ieder op eigen niveau. Voor het overige is het in de tegenwoordige tijd vol
komen normaal om in een vakvereniging vertegenwoordigd te zijn.
Ir. J. F. Ilsen heeft met veel belangstelling Orgaan nr. 49 gelezen. De
gegeven visie acht hij van veel belang. Spreker is, met de voorzitter, van
mening dat angst een slechte raadgeefster is. Het is echter geen angst, maar
wel bezorgdheid die spreker voelt bij het lezen van hetgeen op blz. 2 over de
dienstcommissie en op blz. 3 over de federatie wordt geschreven. Naar
sprekers mening is er enige tegenspraak tussen de inhoud van artikel 1 en
de voorafgaande inleiding. De maatschappelijke belangen van de diverse
soorten landmeters lopen niet parallel. Wellicht is het daarom beter ook de
behartiging van de maatschappelijke belangen op te dragen aan de secties.
De doelstelling voor de vereniging in haar geheel lijkt nu te ruim. De positie
van de N.L.F. is nog niet duidelijk. Op blz. 3 wordt gesproken over „ophou
den te bestaan", terwijl blz. 5 zinspeelt op continuëring. Naar sprekers
mening moet de vergadering meer gezien worden als een „hearing" en geen