een sterbedekking, een verduistering van een ster door de maan. De meetkundige plaats van de punten waar de bedekking op zeker tijdstip plaats heeft, is een cylinder die de maan omhult en wel in de richting van de ster. Door nu een aantal geschikte sterbedek kingen waar te nemen en de daarbij behorende cylinders tot onder linge snijding te brengen, vindt men de positie van het betrokken waarnemingsstation. Een nauwkeurigheid beter dan één of twee honderd meter is in het algemeen echter nauwelijks te verwachten, als men de onregelmatigheid van het maanprofiel in aanmerking neemt. Bij een zonsverduistering beïnvloedt deze onregelmatigheid het resultaat minder omdat dan niet, zoals bij de sterbedekking, één punt van de maanrand, maar een boog van enkele tientallen graden bij de meting wordt betrokken. Zo is het ook bij gebruik van de zogenaamde maancamera, een geniale uitvinding van de Amerikaanse astronoom Markowitz. Hiermee fotografeert men de maan tegen een achtergrond van omringende sterren en men bepaalt door uitmeting van de ver kregen opname de positie van het maanmiddelpunt ten opzichte van de sterren, dat wil zeggen waaronder men dit middelpunt op het waarnemingstijdstip zag. Zo'n richtingsmeting herhaalt men op geschikte tijden en als we de posities van de maan op de waar nemingsmomenten genoegzaam bekend veronderstellen, dan hebben we een ruimtelijke achterwaartse snijding van het gekozen waarnemingspunt. Tijdens het Internationaal Geofysisch Jaar waren twintig van deze camera's, verspreid over de gehele aarde, in bedrijf en de nauwkeurigheid van de te berekenen ruimtelijke coördinaten werd geschat op 30 m. Ook op Cura£ao was zo'n camera in gebruik. Een achterwaartse snijding met een nauwkeurigheid van 30 m zal geen bewondering afdwingen, tenzij men bedenkt dat lgem hier niet 4, maar bijna 400 000 km bedraagt en op deze afstand komt 30 m overeen met een hoekje kleiner dan 0,02"! Niettemin lijdt het geen twijfel dat die afstand van bijna 400 000 km in dit opzicht foutentheoretisch ongunstig is; 400 of 4000 km lijkt redelijker en op deze hoogte hebben we ook manen, kunstmanen. Een kunstmaan loopt op een hoogte van 1000 a 2000 km boven het aardoppervlak met een snelheid van ruim 7 km per seconde en dat betekent voor ons een puntvormig meet oio j eet dat zich met een snelheid van rond 15' per seconde ten opzichte van de sterren verplaatst. De puntvormigheid is plezierig, maar die beweging van 15' per seconde vormt een meettechnisch probleem, want de satelliet beweegt dan schijnbaar 60 maal zo snel als een equatoriale ster en als we de voorkeur geven aan een satelliet die wat dichterbij passeert, dan wordt de 15' per seconde al gauw i° per seconde, d.w.z. dat zo'n satelliet het gezichtsveld van een normale theodoliet binnen 2 seconden doorkruist; dit even om een indruk te geven van de moeilijkheden waar we tegen aanlopen, als we willen pro beren visuele richtingsmetingen op kunstmanen uit te voeren. De praktijk leert dan ook dat zelfs met zeer grote, speciaal voor 72

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 6