73
ballistisch onderzoek ontwikkelde theodolieten, een richtnauw-
keurigheid van een 20" het beste is dat te bereiken valt. Maar 20"
betekent 100 m op 1000 km, als we even een ronde waarde kiezen
voor de afstand waarop de gemiddelde waarneembare satelliet
ons passeert. Als we dus met deze satelliet als gemeenschappelijk
richtpunt een soort fakkeltriangulatie, maar dan in groter verband,
zouden opzetten, dan hadden we een relatieve puntnauwkeurigheid
beter dan 110 000 niet te verwachten en 110 000 is 10 maal zo
slecht als de nauwkeurigheid van 1100 000 die we voor klassieke
triangulaties hebben afgesproken. Kunstmanen worden voor de
geodeet dus pas aantrekkelijk als de richtnauwkeurigheid niet 20",
maar 2" bedraagt en dit blijkt visueel niet haalbaar te zijn.
Maar wat visueel niet kan, probeert men fotografisch. Op de
fotografische plaat trekt het beeldje van de satelliet een spoor tussen
de sterren en dit spoor kan worden voorzien van een tijdmarkering
door met een speciale camerasluiter de belichting periodiek te
onderbreken. Zo'n tijdmarkering is nodig om de opnamen van de
deelnemende stations met elkaar in verband te kunnen brengen,
immers de satelliet beweegt met een snelheid in de orde van 8 km
per seconde.
Overigens is die tijdsvergelijking nog niet eenvoudig, want een
onzekerheid van 2" in de richting komt overeen met 10 m in de
positie van de satelliet en deze afstand legt hij in 0,001 sec af! Zo
nauwkeurig moet dus ook onze tijdvergelijking zijn en dat is al een
probleem op zichzelf.
In de grondopzet van een satelliet-triangulatie fotograferen drie
camera's op onderlinge afstanden van bijv. enkele honderden
kilometers opgesteld gelijktijdig dezelfde satelliet tegen een achter
grond van sterren, en wel tegen de achtergrond waartegen de
satelliet vanuit de diverse standplaatsen van de camera's wordt
geprojecteerd. Het is duidelijk dat die projectie afhangt van de
plaats waar de camera staat en het hierdoor verkregen verschilzicht,
deze parallax, is het resultaat van de meting.
Zo'n gecombineerde fotografie herhalen we nu op een tijdstip
dat een satelliet, het mag best een andere zijn, vanaf de drie waar
nemingsstations in andere richtingen wordt gezien en dan is de
onderlinge ligging van de drie stations eenduidig vastgelegd. Uit
gaande van twee stations, bepaalt men dus een derde, daarna een
vierde enz. Zo voortgaande krijgen we tenslotte een driehoeksnet,
waarvan de maaswijdte afhangt van de hoogte waarop de gebruikte
satellieten lopen en dit alles zonder gebruik van schietloden en
gra vimeters
Kenmerkend voor deze techniek is dat de waarnemingen door de
diverse stations gelijktijdig, simultaan, worden uitgevoerd. Dit is
een principieel verschil met de methode van Markowitz, waar
gelijktijdigheid van de waarnemingen niet ter sprake kwam. Ook
bij de eerste geodetische experimenten met kunstmanen werd geen
gelijktijdigheid nagestreefd, maar de resultaten waren niet bevredi-