I geeft de „Grondslagen" waarop indeling en gebruik van grond zijn gebaseerd; zij zijn van algemene, psychologische of economisch- technische aard. In afdeling II getiteld „Beschrijving van sectoren", wordt in 13 hoofdstukken achtereenvolgens geschreven over natuur en natuurbescherming, bosbouw, landbouw, tuinbouw, visserij, stads en dorpsbouw, industrie, landsverdediging, lucht en licht, water, recreatie in de open lucht, verkeer en tenslotte landschap. „Enkele meer algemene aspecten" (economische, sociologische en bestuurlijke) worden in afdeling III in hun betrekking tot het grond gebruik aan een beschouwing onderworpen. Tenslotte volgt in afdeling IV de „Synthese", waarin in het bijzonder aandacht wordt gewijd aan de verhoudingen tussen respectievelijk natuurbescher ming en andere sectoren, stad en platteland, land en water en verder aan de keuze uit investeringsmogelijkheden en de samen werking bij de opstelling van plannen. Men moet bewondering hebben voor de grote taak die de schrijver heeft volvoerd. Voor de samenstelling van afdeling II heeft hij de medewerking gehad van een groot aantal deskundigen. Hun bijdragen heeft de schrijver verwerkt in deze afdeling. Tegen dit systeem, waarvoor hij zeer bewust heeft gekozen, zijn m.i. wel enige bezwaren aan te voeren. Indien de deskundigen ieder over hun eigen sector zouden hebben geschreven, zou misschien het verschil in opvatting omtrent bepaalde aspecten aan het licht zijn gekomen. Daardoor zou de behandeling van deze onderwerpen aan levendig heid hebben gewonnen. Voor de schrijver zou dan in de synthese een weliswaar moeilijke, maar wel zeer dankbare taak zijn wegge legd. Nu bemerkt men in afdeling II eigenlijk weinig van het tekort aan inzicht in en kennis van het gebied der andere deskun digen. Een tweede bezwaar van de gevolgde methode is dat veel van hetgeen door de schrijver is verwerkt, verkregen is uit de bijdragen (brieven) van de deskundigen, waarheen wel wordt verwezen, maar die niet voor andere belangstellenden toegankelijk zijn. Daardoor zijn wellicht informaties en ook persoonlijke meningen der des kundigen aan derden niet bekend geworden. Door de opzet van het boek komen herhalingen voor. Afdeling II wordt gezien tegen de achtergrond van het behandelde in afde ling I; hetzelfde geldt voor de afdelingen III en IV t.o.v. afdeling II. Mede door het grote aantal verwijzingen krijgt het boek het karakter van een leerboek. De stof is zo uitgebreid en bestrijkt zo'n groot gebied, dat het in dit bestek niet mogelijk is alle hoofdstukken te bespreken. Boven dien zal geen der lezers zo deskundig zijn, dat hij alle problemen zou kunnen beoordelen. Vast staat echter wel dat kritische lezing zeker nodig is; de door de schrijver gesignaleerde (soms) snelle verande ringen in de opvattingen en omstandigheden nopen hiertoe. Zo is de mening dat „de ruilverkaveling bij overeenkomst meestal een 224

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 90