253
Verslag van de bijeenkomst van de Commission
Gravimétrique Internationale te Parijs van
10-14 september 1962
De bijeenkomst werd bijgewoond door ongeveer go deelnemers,
vertegenwoordigend 27 landen, waarvan 16 deelnemers uit Frank
rijk, 19 uit de Verenigde Staten van Amerika en verder 8 uit Duits
land en uit Engeland, verder ongeveer 2 deelnemers per land.
De vergaderingen waren belegd in een nevengebouw van het
Obser vatoire"
De vergadering begon met een overzicht van de voornaamste
vorderingen op gravimetrisch gebied sinds het twaalfde congres
van de Union Géodésique et Géophysique Internationale in augustus
i960 te Helsinki.
Behalve het bespreken van de resultaten van gravimetrische
waarnemingen en onderzoekingen sinds het twaalfde congres van
de U.G.G.I. te Helsinki in augustus i960 had de bijeenkomst ook
ten doel min of meer definitieve resoluties voor te bereiden, welke aan
het dertiende congres van de U.G.G.I. in augustus 1963 te Berkeley
zullen worden voorgelegd, zodat tijdens dit a.s. congres geen einde
loze discussie ontstaat.
Als inleiding gaf Mademoiselle Dr. S. Coron een overzicht van
de Nationale Rapporten en van de werkzaamheden van het Bureau
International de Gravimétrie te Parijs.
Wereldnet van eerste-orde gravimeterstations.
Vervolgens gaf Prof. Morelli als voorzitter van de Special Study-
group Nr. 5 over het wereldnet van eerste-orde gravimeterstations
een beschouwing over de stand van de metingen. Ondanks het feit
dat deze studiegroep sinds 1954 thans 6 rapporten heeft opgesteld
(Rome 1954, Parijs 1956, Toronto 1957, Parijs 1959, Helsinki i960,
Parijs 1962) is de werkelijke situatie van het wereldomvattende
eerste-orde zwaartekrachtsnet op het ogenblik nog verre van be-
vredigend. Telkens blijkt weer dat zwaartekrachtsmetingen met
behulp van slingers onderling niet overeenstemmen, dat er nog te
weinig coördinatie is bij het uitvoeren van de metingen en men
beschikt slechts over enkele slingerapparaten welke aan de vereiste
nauwkeurigheid voldoen. Het doel van de slingerwaarnemingen
moet er op zijn gericht om die stations met elkaar te verbinden welke
zeer ver van elkaar gelegen zijn en welke een zeer groot verschil in
zwaartekracht vertonen, terwijl ze tevens moeten dienen als eind-
of tussenpunten van internationale ijkbases.
Wat gravimetermetingen betreft, deze kunnen uitstekend dienen
om punten met een gering zwaartekrachtsverschil aan elkaar te
verbinden. Hij wijst nog eens op de noodzakelijkheid dat de gang
van het instrument en de temperatuur- en drukeffecten van elk