254 instrument bekend moeten zijn en ook op het belang van een goede meetmethodiek. Vervolgens geeft Prof. Morelli een overzicht van de verschil lende eerste-orde slinger- en gravimetermetingen die sinds i960 zijn verricht. Daarna houdt hij enkele beschouwingen over de Noord- amerikaanse en de Europese ijkbases en wijst op de onvolkomen heden van beide bases. Op de Europese ijkbasis komen we nog terug bij de bespreking van de werkzaamheden van studiegroep nr. 6. Tussen intercontinentale stations waarvan het zwaartekrachts- verschil gering is, is weer een aantal verbindingen gelegd, niet alleen in oost-west-richting tussen de Verenigde Staten en Europa, maar ook in noord-zuid richting, tussen stations welke op ongeveer dezelfde breedte op het noordelijk en zuidelijk halfrond liggen, bijv. tussen de Etna en Kaapstad en tussen Tokyo en Melbourne en Kaapstad. De laatste twee waarden zijn met slingers gemeten. A bsolute zwaartekrachtsmetingen. Dr. A. H. Cook (National Physical Laboratory, Teddington) gaf een verslag van de resultaten van de absolute zwaartekrachts metingen. Op elf stations zijn op het ogenblik nog proeven gaande nl. te Braunschweig, Potsdam, Buenos Aires, Teddington, Washing ton, Helsinki, Tokyo, Madison (Wisconsin, U.S.A.), Princeton (New Jersey, U.S.A.), Sèvres en Cambridge (U.S.A.). Uit alle rapporten blijkt wel dat dit probleem nog steeds niet afdoende is opgelost. Door het Bureu International des Poids et Mesures te Sèvres, door het National Physical Laboratory te Teddington en door de National Research Council, Dominion Observatory, te Ottawa worden resp. de navolgende voorlopige correcties op de zwaartekrachtswaarde van Potsdam gegeven nl. 12,7, 13,1 en 14,0 mgal. Opmerkelijk is het rapport van het Bureau International des Poids et Mesures te Sèvres, door A. Sakuma. Ook daar wordt thans, in plaats van het experiment van de vallende staaf, de me thode toegepast van het meten van tijdsintervallen gelegen tussen de momenten, waarop een omhoog geworpen en weer vrij vallend voorwerp resp. twee niveauvlakken met een hoogteverschil h passeert waarbij dan de zwaartekracht g wordt gegeven volgens de eenvoudige vergelijking: 8 h Het omhoog geworpen voorwerp is thans echter geen kogeltje, maar een triëder van orthogonale spiegels en de afstand h wordt bepaald met behulp van interferend wit licht en met behulp van een bekende maateenheid, dus in zekere zin volgens de methode Vaisala. Voor speld wordt dat men met deze methode een nauwkeurigheid van 0,1 mgal zal kunnen bereiken. De resultaten zullen pas bekend zijn in 1966. S JT2f2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 22