1 258 Uiteraard kwamen bij de behandeling van de algemene oplossing weer de twee methoden naar voren, waarover steeds weer discussie ontstaat nl. ie. de methode volgens de integraalvergelijking van Molodensky, welke vrije-lucht anomalieën gebruikt en verder geen enkele hypothese omtrent dichtheid behoeft aan te nemen en 2e. de meer klassieke methode, waarbij de gemeten zwaartekracht wordt gereduceerd tot de geoïde (bij voorkeur volgens de hypo these van de isostasie). Beide methoden hebben hun moeilijkheden, de eerste de oplossing van de integraalvergelijking en de tweede de juiste reductie van de zwaartekracht. Door een zorgvuldige hypothese omtrent de dicht heid, om daarmede vervolgens de gradient van de zwaartekracht te berekenen, kan men met de tweede methode zeer goede resul taten bereiken, vooral als men bij de teruggang van de berekende geoïde, die slechts als een hulpoppervlak dient, naar de fysische op pervlakte van de aarde weer dezelfde hypothese omtrent de dicht heid gebruikt. De mening heerste, dat welke van beide methoden men ook ge bruikte, de uitkomsten vrijwel gelijkwaardig moeten zijn. Deze stelling moet nog door berekeningen worden gestaafd. Hieraan aansluitend hield Prof. Bodemüller een inleiding over het meten van de verticale gradient van de zwaartekracht. Uit vele metingen bleek hoe deze gradiënt bij verschillende terreinsgesteldheid rondom het station (heuvels en dalen) kan variëren tot 30% rondom de factor 0,3086, welke meestal in de berekeningen wordt gebruikt. Wijzigingen van de coëfficiënten in de formule voor de normaal zwaartekracht. Nu uit satellieten een nieuwe waarde voor de afplatting a van de aarde is afgeleid, dienen ook de coëfficiënten in de formule voor de normaalzwaartekracht opnieuw te worden onderzocht. Immers deze coëfficiënten hangen samen met de parameters a en in het bijzonder met a van de internationale ellipsoïde van Hayford. De samenhang met andere fysische constanten (o.a. k2M, de ab solute waarde van g, enz.) en met astronomische constanten heeft echter aanleiding gegeven tot een resolutie welke voorstelt hierbij overleg te plegen met de navolgende instellingen: I.C.W.M. (International Committee of Weights and Measures) I.A.U. (International Astronomical Union) I.U.P.A.P. (International Union for Pure and Applied Physics) COSPAR (Committee on Space Research). Verzamelen van zwaartekrachtsgegevens. Prof. Tardi voerde een pleidooi voor het invoeren van ponskaar ten. Voor elk zwaartekrachtsstation dient een ponskaart te worden samengesteld, waarop alle gegevens van dat station worden ver zameld. Welke gegevens dit zullen zijn en hoe de kaart het beste kan worden ingericht, zal door een kleine commissie worden be studeerd. G. J. Bruins

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 26