het met betrekking tot enkele onderdelen, voornamelijk op in
strumenteel gebied, bijvoorbeeld voor onderwijs op middelbaar
niveau, nog wel eens diensten kan bewijzen.
Ir. A. H. van der Most
Lehrbuch für Vermessungsfacharbeiter. 24x16,5 cm., V.E.B.
Verlag für Bauwesen, Berlin.
Na de in het juni-nummer 1962 van dit tijdschrift besproken
delen van dit leerboek (Heft 2 en 5) zijn thans weer twee boekjes
gereedgekomen, namelijk:
Heft 4, H. Neye und L. SchÜlke, Rechenhilfsmittel und Be-
rechnungsarbeiten, 104 blz., en
Heft 9, W. Vetters, Topographie, 57 blz.
Voor beide deeltjes geldt, evenals ten aanzien van de eerste twee,
dat getracht is eenvoud aan volledigheid te paren. Deze eenvoud
leidt ertoe, dat in het algemeen het ,,hoe" wordt aangegeven en het
„waarom" wordt weggelaten. In Heft 4 valt zulks wel het sterkst
op bij een behandeling van de nomogrammen. Voor een beknopt
overzicht met de diverse soorten rekenmachines kan dit werkje
ons nog wel diensten bewijzen. De werking van de rekenliniaal
wordt duidelijk uiteengezet.
Bij een bespreking van de diverse tafels is de rekentafel, terecht,
overgeslagen. Betreffende de coördinatenberekeningen beperkt men
zich tot meetpunten, snijpunten en gelijkvormigheidstransformaties.
Het valt op, dat het in de D.D.R. gebezigde formulier voor snij
puntenberekening, ten behoeve van het gebruik van zowel de
enkele als de dubbele machine, voorzien is van bewerkingschema's,
zoals wij die kennen uit Harkinks boeken.
Heft 9 geeft een goede plaatsbepaling van de topografie ten op
zichte van aanverwante vakken als cartografie, geografie, geo-
morfologie enz.
In de inleiding bemerken we, dat men er in de D.D.R. van uitgaat,
dat slechts in „socialistische" landen ten behoeve van volksecono
mie behoefte zou bestaan aan topografische kaarten op grotere
schaal dan 125 000.
De fotogrammetrie wordt als voornaamste hulpmiddel ter ver
vaardiging van dit soort kaarten aangegeven; ook maakt men ge
bruik van kadasterkaarten. De gang van zaken bij planchet
metingen wordt vrij uitvoerig beschreven. Tenslotte wordt het
topografisch tekenen behandeld.
Al met al een deeltje dat wij, gezien de aard van het onderwerp,
ondanks de beknopte behandelingswijze toch wel eens kunnen
raadplegen. Ir. A. H. van der Most
2Ó0